ECLI:NL:RBAMS:2020:1843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
13/751550-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Dortmund op 11 juni 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1985, was in Nederland verblijvend en werd in verband met het EAB aangehouden. Tijdens de zitting op 25 juni 2019 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon verweren gevoerd, waarbij onder andere artikel 6, 13 en 26, vierde lid, OLW aan de orde kwamen. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd geschorst om de partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten nader te onderbouwen.

Op de zitting van 28 februari 2020 is de behandeling van de vordering voortgezet. De opgeëiste persoon en zijn raadsman zijn niet ter zitting verschenen, maar de officier van justitie was aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist was en dat hij de Nederlandse nationaliteit had.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het nationale arrestatiebevel dat aan het EAB ten grondslag ligt, buiten werking is gesteld. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751550-19
RK nummer: 19/3620
Datum uitspraak: 28 februari 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juni 2019 door het
Amtsgericht Dortmund(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
verblijvende op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 25 juni 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam.
Op de zitting heeft de raadsman verweren gevoerd die – kort gezegd – onder meer zien op art. 6, 13 en 26, vierde lid, OLW. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd geschorst om de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen hun standpunten nader te onderbouwen.
Zitting 28 februari 2020
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 28 februari 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon en zijn raadsman zijn – in overleg - niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat uit de e-mail van 28 oktober 2019 van de Hoofdofficier van Justitie van het
Staatsanwaltschaft Dortmundblijkt dat het nationale arrestatiebevel dat aan het EAB ten grondslag ligt, buiten werking is gesteld.
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie op grond van het bovenstaande niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

4.Beslissing

VERKLAARThet Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering van 18 juni 2019 op grond van artikel 23 van de OLW.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.