Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 16 januari 2020 en betreft een EAB dat op 17 december 2019 was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, België. De opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1994, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is op dat moment gedetineerd in een penitentiaire inrichting.
Tijdens de openbare zitting op 28 februari 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Servische nationaliteit heeft en dat de personalia zoals vermeld in het EAB correct zijn. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens Belgisch recht, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en witwassen van opbrengsten van misdrijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. Ch.A. van Dijk als voorzitter, samen met mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. D. Gigengack. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.