ECLI:NL:RBAMS:2020:1842

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
13/752266-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 16 januari 2020 en betreft een EAB dat op 17 december 2019 was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, België. De opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1994, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is op dat moment gedetineerd in een penitentiaire inrichting.

Tijdens de openbare zitting op 28 februari 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Servische nationaliteit heeft en dat de personalia zoals vermeld in het EAB correct zijn. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens Belgisch recht, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en witwassen van opbrengsten van misdrijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. Ch.A. van Dijk als voorzitter, samen met mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. D. Gigengack. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752266-19
RK nummer: 20/306
Datum uitspraak: 13 maart 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 januari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 december 2019 door de Onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [PI naam te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Franse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft op de zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Servische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd op
17 december 2019 door Frédéric de Visscher, onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 februari 2020. Door de griffier gewaarmerkte fotokopieën zijn als bijlagen aan deze uitspraak gehecht.
Genoegzaamheid
De rechtbank stelt vast dat de pleegperiode van feit 2 onder e) zoals omschreven in het EAB een kennelijke verschrijving bevat. Onder verwijzing naar Form A, waarin ten aanzien van de feiten als pleegperiode ‘tussen 2016 en 2019’ is opgenomen, dient de pleegperiode ‘in 2008’ te worden gelezen als ‘in 2018’.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 9, 18 en 23, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,
witwassen van opbrengsten van misdrijven,
georganiseerde of gewapende diefstal,
en:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht steeds een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter bij de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel (België).
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van 13 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.