ECLI:NL:RBAMS:2020:1841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
13/752167-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betwiste personalia

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Landgericht Aachen in Duitsland. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1965, betwistte zijn personalia en stelde dat hij een andere identiteit had. Tijdens de zittingen op 14 en 28 februari 2020 werd de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht, waarbij dactyloscopisch onderzoek werd uitgevoerd. Dit onderzoek bevestigde dat de opgeëiste persoon dezelfde was als degene die in Duitsland was veroordeeld.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De opgeëiste persoon was in Nederland gedetineerd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en dit werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752167-19
RK nummer: 19/7187
Datum uitspraak: 13 maart 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 december 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juni 2019 door het
Landgericht Aachen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats 1] (Irak) op [geboortedag 1] 1965 (alias op [geboortedag 1] 1955),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 februari 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.P.M. Kocken, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Arabisch Iraakse taal.
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon bovengenoemde personalia betwist. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 28 februari 2020, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar de identiteit van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting 28 februari 2020
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, in gewijzigde samenstelling, het onderzoek op 28 februari 2020 hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing van het onderzoek op 14 februari 2020 bevond. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek, de raadsvrouw en de opgeëiste persoon, bijgestaan door een tolk in de Arabisch Iraakse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw hebben betwist dat de bovenvermelde personalia juist zijn. De opgeëiste persoon stelt dat hij [alias opgeëiste persoon] is, geboren op [geboortedag 2] 1961 te [geboorteplaats 2] (Syrië).
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. Op basis van dactyloscopisch onderzoek van 26 februari 2020 zijn de in Nederland afgenomen vingerafdrukken van de opgeëiste persoon vergeleken met de vingerafdrukken die de Duitse autoriteiten ter beschikking hebben gesteld van de persoon die daar is veroordeeld. Uit dit onderzoek blijkt dat de in Duitsland veroordeelde persoon, en om wiens overlevering wordt verzocht, dezelfde persoon betreft als de in Nederland aangehouden en op de zitting aanwezige persoon. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de in de aanhef genoemde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Iraakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van het
Landgericht Aachenvan 10 januari 2011, onherroepelijk sinds 28 december 2011 (dossiernummer: 64 KLs 22/10).
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de betrokken officier van justitie van de
Staatsanwaltschaft Aachenvan 27 januari 2020 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling op de terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren en 9 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
-
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
-
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
-
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 246, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht, artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie en artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landgericht Aachen(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van 13 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.