ECLI:NL:RBAMS:2020:1787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
C/13/680067 / KG ZA 20-167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot afgifte van een hond na relatiebreuk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-partners over de eigendom van een Duitse Herdershond, genaamd Senna. De eiser, die de hond als eigenaar in het hondenpaspoort heeft staan, vorderde de afgifte van de hond van de gedaagde, die na het verbreken van de relatie de hond bij zich had gehouden. De partijen hadden een relatie sinds maart 2014 en hadden in 2014 samen de hond aangeschaft, waarbij de eiser als koper in de koopovereenkomst was vermeld. Na het verbreken van de relatie in december 2019, bleef de gedaagde in de gezamenlijke woning wonen met de hond.

De eiser stelde dat hij eigenaar was van Senna en dat de gedaagde de hond zonder zijn toestemming bij zich hield. De gedaagde voerde verweer en stelde dat zij en de eiser gezamenlijk eigenaar waren van de hond. De voorzieningenrechter oordeelde dat Senna geen inboedelgoed was volgens de samenlevingsovereenkomst die de partijen hadden gesloten. De rechter concludeerde dat, hoewel beide partijen claimden de koopsom te hebben betaald, de eiser op basis van de beschikbare gegevens waarschijnlijk de eigenaar was van de hond. De rechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde om de hond binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan de eiser af te geven, met een dwangsom van € 100,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 5.000,00.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de juridische aspecten van eigendom en de gevolgen van een relatiebreuk met betrekking tot gezamenlijke bezittingen, in dit geval een huisdier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/680067 / KG ZA 20-167 LB/EB
Vonnis in kort geding van 18 maart 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 24 februari 2020,
advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te De Meern (gemeente Utrecht),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.E. Sprenkeling te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 4 maart 2020 heeft [eiser] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend en [gedaagde] ook een pleitnota. Vonnis is bepaald op vandaag. Ter zitting waren, voor zover van belang, partijen en hun advocaten aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gekregen in maart 2014. Zij woonden toen nog bij hun ouders thuis. Op enig moment is [gedaagde] gaan inwonen bij [eiser] en zijn ouders.
2.2.
Op 15 augustus 2014, een paar maanden nadat zij elkaar hadden leren kennen, hebben partijen bij een fokker een Duitse Herdershond opgehaald, roepnaam Senna. In de koopovereenkomst staat [eiser] als koper vermeld. De koopsom van € 900,00 is contant betaald. In het hondenpaspoort staat [eiser] als eigenaar vermeld.
2.3.
In 2018 hebben partijen een eigen woning in [woonplaats] gekocht. Daaraan voorafgaand hebben zij op 25 juni 2018 een samenlevingsovereenkomst gesloten, die voor zover hier van belang de volgende bepalingen bevat:
“(…)
DEFINITIES
(…)
2.
Inboedel
Onder inboedel wordt in deze overeenkomst verstaan de roerende zaken die dienen tot huisraad, stoffering en meubilering van de door partijen gezamenlijk bewoonde woning, alsmede:
  • computers met toebehoren;
  • audiovisuele apparatuur;
  • voor de gewone gang van de huishouding bestemde apparatuur.
Onder inboedel worden niet begrepen verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard.
(…)
INBOEDEL
Artikel 6
1. Partijen zijn overeengekomen dat de inboedel die door partijen tot op heden is verkregen, gezien hun samenwoning en de daaruit voortvloeiende wederzijdse verzorgingsverplichting, aan hen gezamenlijk toekomt. Op grond hiervan draagt ieder van hen voor zover nodig de helft van de hem toebehorende goederen zonder vergoeding aan de ander over.
Het voorgaande geldt niet voor de inboedelgoederen die als eigendom van een partij zijn vermeld op de aan deze akte gehechte, door partijen ondertekende staat
(ANNEX 1).
(…)
BEWIJS VAN EIGENDOM
Artikel 7
Roerende zaken en rechten aan toonder die behoren tot het beroeps- of bedrijfsvermogen van een partij (…)
Kleding en sieraden (…)
Andere roerende zaken dan bedoeld in de leden 1 en 2 zijn eigendom van de partij die deze heeft verkregen.
Iedere partij is als enige gerechtigd tot de roerende zaken die als zijn eigendom zijn vermeld op de aan deze akte gehechte staat. (…)”
Senna staat niet als eigendom van een van partijen vermeld op de aan de samenlevingsovereenkomst gehechte staat.
De samenlevingsovereenkomst is door [eiser] opgezegd op 16 december 2019.
2.4.
Na het verbreken van de relatie is [eiser] weer bij zijn ouders gaan wonen. [gedaagde] bleef samen met Senna in de gezamenlijke woning in [woonplaats] wonen. [gedaagde] was in de Ziektewet geraakt, waardoor zij meer tijd had om voor Senna te zorgen. [eiser] heeft Senna wel opgezocht bij [gedaagde] . In november 2019 heeft [gedaagde] de gezamenlijke woning verlaten en is zij (weer) ingetrokken bij haar moeder. Zij heeft Senna toen meegenomen, ook weer in overleg met [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd, [gedaagde] te veroordelen Senna aan hem af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en haar te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt eigenaar van Senna te zijn. Hij vordert [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van Senna aan hem, omdat zij Senna zonder zijn toestemming bij zich houdt. Volgens [eiser] heeft hij het destijds goed gevonden dat [gedaagde] Senna meenam naar haar moeder, maar alleen onder de voorwaarde dat partijen een zorgregeling voor Senna zouden treffen. Dat is echter niet van de grond gekomen. Hij wil Senna nu terug.
4.2.
[gedaagde] wil Senna niet afgeven aan [eiser] . Zij stelt dat beide partijen eigenaar van Senna zijn en dat zij beter dan [eiser] in staat is voor Senna te zorgen. Zij beroept zich in de eerste plaats op artikel 6 van de samenlevingsovereenkomst.
4.3.
Senna is echter geen inboedelgoed. Dat volgt ook uit de in de samenlevingsovereenkomst opgenomen definitie van “inboedel”. Zij is dan ook geen gezamenlijk eigendom geworden. Senna staat verder niet vermeld op de aan de aan de samenlevingsovereenkomst gehechte staat. Zij valt ook niet onder de categorie “Roerende zaken en rechten aan toonder die behoren tot het beroeps- of bedrijfsvermogen van een partij” (artikel 7 lid 1) of de categorie “kleding en sieraden” (artikel 7 lid 2). Daarmee valt Senna onder de werking van artikel 7 lid 3 van de samenlevingsovereenkomst. Zij is eigendom van de partij die haar heeft verkregen.
4.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag wie haar heeft verkregen. In de koopovereenkomst staat [eiser] als koper vermeld. Hij staat ook als eigenaar vermeld in het hondenpaspoort. Beide partijen stellen echter de koopsom te hebben betaald. Wie van hen gelijk heeft, kan niet worden vastgesteld zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor in kort geding geen ruimte is.
4.5.
Op basis van de nu beschikbare gegevens is voorshands voldoende aannemelijk dat [eiser] de eigenaar van Senna is. Dat [gedaagde] kosten voor haar onderhoud heeft voldaan en met haar op puppycursus is geweest, brengt daarin geen verandering. Op die manier kan namelijk geen eigendom worden verkregen.
4.6.
Tegenover de betwisting door [eiser] heeft [gedaagde] verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is om voor Senna te zorgen of dat hij haar slecht behandelt. Hij heeft verklaard dat familieleden, vrienden en collega’s hebben aangeboden voor Senna te zorgen als hij voor zijn werk naar het buitenland moet. Vooralsnog is er geen reden om daaraan te twijfelen. Er wordt van uitgegaan dat hij zelf een passende oplossing zal zoeken, mocht blijken dat hij te weinig tijd voor Senna heeft. Dat heeft hij ook gedaan voor Tjoepie, de hond die hij op Bonaire had gevonden en geadopteerd.
4.7.
[eiser] heeft er een spoedeisend belang bij dat zo snel mogelijk een eind wordt gemaakt aan de inbreuk die [gedaagde] maakt op zijn eigendomsrecht door Senna onder zich te houden. De omstandigheid dat Senna al sinds eind juli 2019 bij [gedaagde] verblijft, maakt dat niet anders. Zij heeft niet betwist dat het de bedoeling was dat beide partijen Senna zouden kunnen blijven zien. Zij erkent ook dat [eiser] Senna bij haar heeft opgezocht.
4.8.
De slotsom is dat de vordering zal worden toegewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 5.000,00.
4.9.
Nu partijen ex-partners zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om Senna binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet voldoet aan de onder 5.1 uitgesproken veroordeling, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: eB