ECLI:NL:RBAMS:2020:1783

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
13/654172-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging moord/doodslag en toebrengen zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte rade

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een aangever. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 8 september 2015, waarbij de verdachte een ontmoeting had geregeld tussen de aangever en een medeverdachte. Tijdens deze ontmoeting ontstond een gevecht, waarbij de medeverdachte de aangever met een mes verwondde. De verdachte ontkende opzet te hebben gehad op het toebrengen van letsel en stelde dat de ontmoeting bedoeld was om een conflict op te lossen.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het steekincident door de ontmoeting te organiseren en de medeverdachte te informeren over de locatie. De verdediging betoogde echter dat de verdachte geen wetenschap had van de gewelddadige intenties van de medeverdachte en dat er geen sprake was van voorbedachte rade.

Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor opzet en betrokkenheid bij geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654172-15
Datum uitspraak: 10 maart 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het plegen van het volgende feit:
primair: medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag van [persoon 1], door hem naar het plaats delict te lokken / mee te nemen en hem vervolgens met een mes in het lichaam te steken, gepleegd op 8 september 2015 in Amsterdam;
subsidiair:medeplegen van het met voorbedachte rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [persoon 1];
meer subsidiair:medeplegen van poging tot het met voorbedachte rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [persoon 1].
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Inleiding
Op 8 september 2015 vindt een ontmoeting plaats tussen aangever [persoon 1] (hierna: aangever) en verdachte [verdachte] (hierna: verdachte) in Amsterdam. Aangever zou verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) al twee jaar lastig vallen. Na samen een stukje gewandeld te hebben neemt verdachte plaats op een bankje. Dan verschijnt medeverdachte ter plaatse. Er ontstaat een gevecht tussen de mannen waarbij medeverdachte een baksteen naar aangever gooit en medeverdachte aangever met een mes steekt. Aangever verklaart dat medeverdachte hem met het mes in zijn rug heeft gestoken. Als gevolg hiervan heeft hij een bloedende wond opgelopen.
Uit WhatsApp-berichten verstuurd tussen verdachte en medeverdachte en verklaringen van verdachte en medeverdachte blijkt dat zij met elkaar hadden afgesproken dat verdachte een ontmoeting zou regelen met aangever. Nadat de afspraak met aangever was gemaakt, heeft verdachte medeverdachte ingelicht over de locatie en het tijdstip van de ontmoeting. Aangever was er niet van op de hoogte dat medeverdachte ook zou komen.
Medeverdachte ontkent bij de ontmoeting te zijn verschenen met de bedoeling om aangever neer te steken. Nadat aangever het mes had laten vallen heeft medeverdachte het van de grond opgepakt om zichzelf tegen aangever te kunnen verdedigen. Medeverdachte weet niet hoe vaak hij een stekende beweging richting aangever heeft gemaakt en of hij aangever met het mes heeft geraakt.
Verdachte ontkent dat zij de ontmoeting heeft geregeld met als doel het gebruiken van geweld tegen aangever. De bedoeling was alleen om het langlopende conflict tussen aangever en medeverdachte uit te praten en hier een eind aan te maken.

5.5. Waardering van het bewijs

5.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot het met voorbedachte rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Medeverdachte heeft bekend dat hij aangever met het mes heeft gestoken. Door met een mes in de romp (rug) van aangever te steken heeft medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als een gevolg van het steken zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Beide verdachten waren boos op aangever omdat hij hen sinds twee jaar lastig viel. Uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en medeverdachte blijkt dat verdachte drie uur voorafgaand aan het steekincident een afspraak met aangever heeft gemaakt. Vervolgens heeft zij medeverdachte op de hoogte gebracht van het tijdstip waarop de ontmoeting met aangever zou plaatsvinden. Hieruit kan worden afgeleid dat sprake is van voorbedachte rade.
Het medeplegen volgt uit de omstandigheden dat verdachte de ontmoeting met aangever heeft geregeld, hem heeft meegelokt naar de plaats van het delict en niet heeft ingegrepen toen aangever door medeverdachte werd aangevallen.
Tot slot heeft verdachte het (voorwaardelijk) opzet gehad op een gewelddadige ontmoeting met aangever. Dit blijkt uit WhatsApp-berichten verstuurd door verdachte voorgaand aan het steekincident en de omstandigheid dat verdachte niet wilde dat de ontmoeting bij haar thuis zou plaatsvinden.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Kortweg heeft zij daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van wat er op 8 september 2015 zou gebeuren. Verder blijkt niet uit het dossier dat verdachte en medeverdachte het opzet hadden, ook niet in voorwaardelijke zin, op een gewelddadige ontmoeting met aangever.
Het maken van een afspraak met aangever is onvoldoende om als nauwe en bewuste samenwerking te worden aangemerkt. Evenmin kan voorbedachte rade worden bewezen.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag en de subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat het verdachte is geweest die een afspraak met aangever heeft gemaakt en medeverdachte hierover heeft ingelicht. Zonder deze afspraak had de ontmoeting tussen medeverdachte en aangever en het daarop volgende steekincident niet plaatsgevonden. Verdachte heeft hiermee wel degelijk een bijdrage geleverd aan het steekincident.
De vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever door hem door medeverdachte te doen steken met een mes. Verdachte heeft verklaard dat zij in de veronderstelling was dat aangever en medeverdachte met elkaar zouden praten om zo hun conflict te beëindigen. De rechtbank volgt deze verklaring niet. Tussen verdachte en haar vriendin [persoon 2] zijn namelijk voorafgaand aan het steekincident WhatsApp-berichten verstuurd waarin wordt gezegd dat medeverdachte aangever gaat doodslaan en dat de kinderen van aangever groot genoeg zijn dat aangever zijn straf kan gaan uitzitten. Hoewel hieruit kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de ontmoeting niet vreedzaam zou verlopen, blijkt uit deze berichten en de overige stukken in het dossier onvoldoende dat verdachte het risico heeft aanvaard dat de ontmoeting dusdanig zou escaleren dat het zou uitmonden in het steekincident. Dit heeft als gevolg dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever door hem door medeverdachte te doen steken met een mes. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen van poging tot het met voorbedachte rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2020.
[...]
[...]
[...]