Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
[verzoeker]
de besloten vennootschap GVB Exploitatie B.V.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GVB heeft een verweerschrift ingediend, tevens houdende een (voorwaardelijk ingediend) tegenverzoek.
Feiten
We spraken af dat we eind van de dag nog even contact hebben.”
“
Na melding door een collega van een uit de fietsenstalling van LCM verdwenen fiets, heeft de heer [naam] , compliance officer van GVB, op 15 oktober 2019 een onderzoek gestart. In dat onderzoek is op basis van camerabeelden geconstateerd dat u op 10 oktober 2019 in de avond een op slot staande fiets die niet van u is, zonder toestemming van de eigenaar en zonder dat u daar opdracht toe had, om 20:17 uur heeft meegenomen uit de fietsenstalling. U bent met de fiets aan de hand, het achterwiel opgetild naar een bedrijfsauto gelopen, heeft de fiets daarin geladen en heeft vervolgens het terrein bij LCM met de bedrijfsauto verlaten.(…)
Die dag was er van 15.30 uur tot 19.30 uur een bedrijfsfeestje in het centrum van Amsterdam. U heeft de bedrijfsauto op CS laten staan en bent na afronding van de klus naar het bedrijfsfeestje gegaan. Nadat u het bedrijfsfeestje heeft verlaten, heeft u de bedrijfsauto bij CS opgehaald om hiermee naar de Hoofdwerkplaats Rail (HWR) in Diemen te rijden. Daar stond namelijk uw eigen auto waarmee u naar huis zou rijden. Toen bedacht u zich echter, zo gaf u aan, dat er een fiets stond bij het opleidingscentrum van de metro (LCM) die “hier al langere tijd stond, klaar stond voor afvoer, en toch naar de schroothoop zou gaan”. U bent naar het LCM gereden en heeft daar de fiets achterin de bedrijfsauto geladen en bent naar de HWR gereden. U heeft de fiets daar in de fietsenstalling gezet. Om te voorkomen dat iemand anders de fiets zou meenemen heeft u een extra kettingslot om de fiets gedaan,
zo heeft u verklaard.“
“
Verwijzend naar uw voorstel van 23 oktober 2019, wil ik met deze brief officieel mijn arbeidsovereenkomst bij het GVB beëindigen. Eerlijk gezegd doe ik dit met pijn in het hart. (…)”.
“
Bij deze trekt GVB het ontslag op staande voet per 23 oktober 2019, zoals dat schriftelijk aan is medegedeeld bij brief van 23 oktober 2019, in. (…)”
“
Voorts deel ik u mede dat cliënt hierbij de op 25 oktober 2019 gesloten beëindigingsovereenkomst, op grond waarvan cliënt is overgegaan tot een opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2019 en het GVB hierop per 30 oktober 2019 het ontslag op staande voet heeft ingetrokken, met verwijzing naar art. 7:670b BW, ontbindt. (…)”
Verzoek en verweer op het (voorwaardelijk) tegenverzoek
aan [verzoeker] het overeengekomen loon te betalen vanaf 23 oktober 2019 tot op het tijdstip dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, verminderd met hetgeen gedaagde tussentijds zal hebben voldaan;
te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW over het gevorderde, voor zover dat betrekking heeft op achterstallige uitbetalingen, uit te keren;
te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen, voor wat betreft de bedragen welke opeisbaar zijn op het tijdstip van eerste sommatie vanaf dat tijdstip en voor wat betreft de bedragen welke nadien opeisbaar worden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair: aan [verzoeker] ten laste van verweerster een vergoeding ex art. 7:681 lid 1 BW een billijke vergoeding toe te kennen gelijk aan 30 maandsalarissen wegens opzegging in strijd art. 7:670 en 7:671 BW toe te kennen;
Subsidiair: aan [verzoeker] ten laste van het GVB een vergoeding ex art. 7:673 BW van € 75.000,- (bruto) toe te kennen;
[verzoeker] , zonder enige beperkingen, in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te verrichten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan, dat verweerster in gebreke mocht blijven aan dit gedeelte van de beschikking te voldoen;
te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en verweerster niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, mcl. BTW;
alles met veroordeling van verweerster in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris en verschotten voor de gemachtigde van Visser.
Verweer en tegenverzoek
Beoordeling
1. Een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan.
BESLISSING
€ 720,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW;