ECLI:NL:RBAMS:2020:1762

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
13/994009-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in een woning met vrijspraak van overige tenlastegelegde feiten

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de rechtbank Amsterdam op 18 maart 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het (mede)plegen van het opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in de periode van 1 tot en met 10 oktober 2019, en het ter beschikking stellen van vuurwerk aan een particulier. Tijdens de zitting op 4 maart 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Mangal. De officier van justitie, mr. N. Huisman, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kan worden bewezen dat hij in de opslagbox vuurwerk heeft opgeslagen of ter beschikking heeft gesteld aan een koper. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar heeft wel vastgesteld dat hij ongeveer 29,5 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd euro, waarbij de ernst van de feiten en de risico's van het voorhanden hebben van vuurwerk in een woonomgeving zijn meegewogen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994009-19
Datum uitspraak: 18 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 4 maart 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsvrouw van verdachte aanwezig, mr. S. Mangal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Huisman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich al dan niet opzettelijk heeft schuldig gemaakt aan
1. primair (mede)plegen van het opslaan en/of voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in de periode van 1 tot en met 10 oktober 2019,
subsidiair ditzelfde feit begaan in de hoedanigheid van een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis;
2. ( mede)plegen van het opslaan en/of voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwerk op plaatsen die niet geschikt zijn voor het opslaan van vuurwerk in de periode van 1 tot en met 10 oktober 2019;
3. primair (mede)plegen van het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een particulier op 10 oktober 2019;
subsidiair ditzelfde feit waarbij is verstrekt aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 primair en onder 2 tenlastegelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, kort gezegd, naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gedeelte dat ziet op het vuurwerk dat is aangetroffen in de opslagbox aan de Kwikstraat. Ten aanzien van het gedeelte van het onder 2 tenlastegelegde dat ziet op het vuurwerk dat is aangetroffen in de woning aan de [adres] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en partiële vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank stelt vast dat de opslagbox aan de [adres 1] waar het vuurwerk is aangetroffen was gehuurd door medeverdachte [medeverdachte] (verder [medeverdachte] ). Verder is het de rechtbank ambtshalve bekend, vanwege de gelijktijdige behandeling van de zaken op de zitting, dat medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat het vuurwerk van hem was en dat hij op die locatie vuurwerk heeft verkocht aan [koper] . [koper] heeft verklaard dat hij vuurwerk heeft gekocht bij een blanke man en dat een ander persoon, de bestuurder van een Volkswagen Transporter, tijdens de verkoop in het voertuig is blijven zitten.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte samen met [medeverdachte] bij de opslagbox is geweest en dat hij ten tijde van de aanhouding de bestuurder van de Volkswagen Tranporter was. Een en ander is verdacht en wijst op mogelijke betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij in de veronderstelling was dat [medeverdachte] die dag vuurwerk wilde kopen en dat hij daarbij zou helpen. Mede omdat dit scenario niet door de bewijsmiddelen wordt weerlegd, is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte in de opslagbox, (professioneel) vuurwerk heeft opgeslagen of voorhanden heeft gehad dan wel dat hij op die locatie vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan [koper] .
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover dat ziet op het vuurwerk dat is aangetroffen in de opslagbox.
Het overige onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, waaronder de bekennende verklaringen van verdachte, blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden en opslaan van 29,5 kilogram vuurwerk in zijn woning aan de [adres] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 2:
hij op 10 oktober 2019 te Almere opzettelijk,
ongeveer 29,5 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad in een woning gelegen aan de [adres] , buiten een inrichting als bedoeld in:
- artikel 1.1.4. Vuurwerkbesluit en/of
- artikel 2.2.1., 3.2.1, of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk
- artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om de door de officier van justitie gevorderde taakstraf en proeftijd te matigen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Hierbij zijn de volgende omstandigheden meegewogen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk voorhanden gehad en opgeslagen in een ruimte die daarvoor niet was ingericht. Het voorhanden hebben en de opslag van vuurwerk is extreem gevaarzettend. Voor het vervoer en de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist, waarover verdachte niet beschikt. Het vuurwerk van verdachte is aangetroffen in de woonkamer van het huis dat verdachte met zijn vriendin deelt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij enorme risico’s heeft genomen met het opslaan van een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk op een locatie waar andere mensen in de buurt wonen of langskomen.
Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van vuurwerk risico’s met zich, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van ledematen of erger. Verdachte is met deze risico’s veel te gemakzuchtig omgesprongen en lijkt niet te hebben stilgestaan bij de mogelijke – in potentie levensgevaarlijke – gevolgen van een ontijdige explosie.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het strafblad van verdachte is gebleken dat hij in het verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De op te leggen straf wijkt fors af van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een geldboete van vierhonderd euro.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 Wet milieubeheer,
1.2.4 Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair en onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 :
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 400,-(vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 8 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, aftrek zal plaatsvinden, naar de maatstaf van 50,00 euro per dag.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2020.