ECLI:NL:RBAMS:2020:1760
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van der Kaay
- S. Bakir
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling van een ambtenaar tijdens rechtmatige uitoefening van zijn bediening
In deze zaak is de verdachte beschuldigd van mishandeling van een ambtenaar op 23 oktober 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan, stompen, duwen of trekken aan de ambtenaar, die op dat moment zijn functie uitoefende. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de kinderrechter bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, terwijl de raadsman betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden omdat er geen opzet op de mishandeling was.
De kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. De beelden van de bodycam, die tijdens de zitting werden bekeken, toonden geen slaande bewegingen van de verdachte richting de ambtenaar. In plaats daarvan was te zien dat de verdachte en zijn tweelingbroer rustig de woning binnengingen, terwijl de ambtenaar hen met kracht benaderde en vroeg om identificatie. De kinderrechter concludeerde dat de aangifte onvoldoende steun vond in de beschikbare bewijsmiddelen en dat het (voorwaardelijk) opzet op mishandeling niet bewezen kon worden.
Daarnaast werd er een vordering tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partij, de ambtenaar, voor immateriële schade. De kinderrechter besloot dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in de vordering tot schadevergoeding, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd. De officier van justitie werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 14 dagen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis.