Op verzoek van TMG heeft Kars Consulting bij brief van 15 oktober 2019 rapport uitgebracht. Deze brief luidt als volgt:
“Geachte mevrouw Van Herwerden,
Op uw verzoek heb ik het memo van Edmond Halley van 13 september jl. inzake de vermeende derving pensioen en WIA-excedent voor de heer [eiser] beoordeeld en in deze brief geef ik daar een reactie op.
Volgens het memo bedraagt de totale schade voor de heer [eiser] € 186.962,- bestaande uit:
1. € 70.911,-in verband met de derving van de WIA-excedent uitkering tussen 65 en 67 jaar
2. € 57.717,- in verband met gemis pensioenopbouw als hij zijn pensioen eerder in laat gaan
3. € 58.394,- in verband met actuariële verlaging opgebouwd pensioen
Allereerst een paar algemene opmerkingen:
• Volgens bijlage 3 van het memo is schadepost 3. € 58.394,-groot. In de totaaltelling is ws. per abuis gerekend met € 58.334,-.
• De verschillende schadeposten zoals berekend door Edmond Halley kunnen natuurlijk niet zomaar bij elkaar opgeteld worden. Nu is er sprake van dubbeltelling.
o Of er zou een eventuele compensatie voor de derving van WIA-uitkering moeten worden verleend (en dan hoeft het pensioen niet vervroegd te worden)
o Of een eventuele compensatie voor de benodigde pensioenvervroeging om de
vermeende derving van de WIA-uitkering op te vangen.
Vervolgens meer inhoudelijk:
1. Volgens Edmond Halley bedraagt de jaarlijkse WIA-aanvulling € 35.912,— (Volgens mijn gegevens € 33.919,-) en zou er per jaar een hiaat van die omvang zijn tussen 65 en 67 jaar omdat het pensioen pas vanaf 67 jaar ingaat en deze WIA-aanvulling op 65-jarige leeftijd stopt.
Dat is echter een misverstand. Het grootste deel van het pensioen gaat al op 65-jarige leeftijd in. Als bijlage 1 bij deze brief treft u een kopie aan van het Uniform Pensioenoverzicht 2019 voor de heer [eiser] . Daarop staat vermeld een te bereiken ouderdomspensioen (0P65 en OP67) van € 57.913,16. Bij navraag bij Stichting Telegraafpensioenfonds blijkt dat dit pensioen uit 2 delen bestaat:
- € 39.069,- ingaande op 65-jarige leeftijd (opgebouwd tot 2014);
- vermeerderd met € 18.844,- ingaande op 67-jarige leeftijd als hij doorwerkt tot die leeftijd.
Het aan de periode tot 2014 toe te rekenen ouderdomspensioen sluit dus naadloos aan op de WIA-aanvulling en aangezien dit pensioen hoger is dan de WIA-aanvulling is er dus geen sprake van een hiaat en dus ook geen inkomensderving.
Het klopt dat de AOW-pensioenleeftijd opgeschoven is en ook de pensioenleeftijd voor het ouderdomspensioen. Dit laatste geldt echter alleen voor de nieuwe opbouw vanaf 2014. Het grootste deel van het ouderdomspensioen is reeds opgebouwd voor 2014 en voor dat deel geldt nog steeds een pensioendatum van 65 jaar. Er was dan ook geen noodzaak om de verzekering van de WIA-aanvulling voor de heer [eiser] aan te passen omdat hij vanaf 65 jaar al voldoende pensioen zou ontvangen.
In bijlage 2 is schematisch weergegeven hoe het inkomen van de heer [eiser] voor en na pensionering er uit ziet.
Daarbij schets ik drie situaties:
• de situatie zoals die was voor 2014 en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 67 jaar
Indien de heer [eiser] doorwerkt tot 65 jaar vindt er uiteraard geen pensioenopbouw plaats tussen 65 en 67 jaar en dient het te bereiken ouderdomspensioen (ingaande op 67-jarige leeftijd) ad € 18.844,- verminderd te worden met € 3.290,- (zie berekening Edmond Halley) en komt dit uit op € 15.554,—. Deze aftrek heb ik natuurlijk ook toegepast op de berekening van de situatie van voor 2014.
Uit de berekeningen blijkt dat zijn inkomen tussen 65 en 67 in de nieuwe situatie, zelfs bij stoppen met werken op 65-jarige leeftijd, hoger is dan in de oude situatie.
Als hij door blijft werken tot 67 jaar wordt het inkomen tussen 65 en 67 zelfs hoger dan het totale inkomen dat hij nu ontvangt.
2. De heer [eiser] beslist uiteraard zelf wanneer hij wil stoppen met werken. Niemand dwingt hem reeds op 65-jarige leeftijd te stoppen. Het gaat hier om een keuzemogelijkheid zoals ook omschreven in paragraaf 4.2.5. van de conclusie van antwoord. Zoals in die paragraaf beschreven rust op hem een verplichting een eventuele schade zoveel mogelijk te beperken.
Nu blijkt dat er geen schade is, is er ook geen enkele reden om van de heer [eiser] te verlangen dat hij zijn ouderdomspensioen eerder in laat gaan. Er is dus geen sprake van gemiste pensioenopbouw. Bovendien was er in de periode voor 2014 ook geen pensioenopbouw tussen 65 en 67 jaar.
3. Het grootste deel van het opgebouwde ouderdomspensioen (namelijk € 39.069,-) gaat reeds in op 65-jarige leeftijd. Aangezien dit naadloos aansluit op de lagere WIA-aanvulling tot 65 jaar (€ 35.912,- danwel € 33.919,-) is er geen sprake van een hiaat en zou er ook geen enkele reden zijn om van de heer [eiser] te verlangen dat hij zijn aanvullende ouderdomspensioen dat vanaf 67 jaar ingaat (€ 18.844,-) eerder in laat gaan. Uiteraard mag hij dat zelf beslissen. Daarbij moet overigens wel aangetekend worden dat een eerdere opname van het pensioen inderdaad tot een lagere jaarlijkse uitkering leidt maar nog geen verlies betekent omdat het natuurlijk langer uitgekeerd wordt.
Administratief worden door het pensioenfonds twee ouderdomspensioenen (0P65 en 0P67) voor de heer [eiser] bijgehouden en het is geheel aan hem om te kiezen vanaf welke pensioendatum hij deze uitgekeerd wil hebben. De pensioenbedragen zullen alsdan actuarieel herrekend worden zodanig dat er sprake is van gelijkwaardigheid.
Tot slot merk ik nog op dat in het memo van Edmond Halley gesproken wordt over derving van WIA-excedent-uitkering terwijl de gemachtigde van de heer [eiser] het heeft over een AOW-gat. Ze bedoelen hetzelfde alhoewel formeel een AOW-gat natuurlijk iets anders is. Ik zou het eerder WIA gat noemen. In deze brief gebruik ik in plaats van WIA-excedent-uitkering de term WIA-aanvulling zoals ook vermeld staat op de salarisstrook van de heer [eiser] .
In de akte overlegging productie van 23 september 2019 wordt aangegeven dat de heer [eiser] zijn pensioen niet op 65 jarige leeftijd in kan laten gaan zonder financiële consequenties Uit bovenstaande blijkt dat het grootste deel van zijn pensioen is opgebouwd voor 2014 en een pensioenleeftijd kent van 65 jaar. Gezien de hoogte van dit pensioendeel in vergelijking met de WIA aanvulling is er geen sprake van een hiaat of inkomensderving en dus ook zeker geen noodzaak van benodigde actuariële verlaging van het pensioen dat op 67 jaar ingaat. Door het uitstel van de pensioenleeftijd gaat de heer [eiser] er zelfs in inkomen op vooruit.”