ECLI:NL:RBAMS:2020:175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
7570974 CV EXPL 19-4993
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens WIA-hiaat en AOW-leeftijd verhoging

In deze zaak vordert eiser, TMG Management B.V., schadevergoeding van zijn werkgever TMG vanwege een vermeend WIA-hiaat dat is ontstaan door de verhoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 67 jaar. Eiser, die sinds 2013 arbeidsongeschikt is, stelt dat hij door deze wijziging financieel benadeeld wordt, omdat zijn WIA-verzekeringen tot zijn 65ste doorlopen, terwijl zijn AOW-leeftijd nu op 67 jaar is vastgesteld. De procedure begon met een dagvaarding op 18 februari 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 augustus 2019. Eiser heeft zijn standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd, waaronder deskundigenrapporten die de financiële schade zouden onderbouwen. TMG heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van schade, stellende dat de berekeningen van eiser onjuist zijn en dat er geen verplichting bestaat om een aanvullende verzekering af te sluiten voor het AOW-gat. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, oordelend dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij schade lijdt. De rechter concludeert dat de financiële gevolgen van de AOW-leeftijd verhoging niet voor rekening van TMG komen, en dat eiser zelf verantwoordelijk is voor zijn keuze om al dan niet door te werken tot zijn AOW-leeftijd. De proceskosten zijn voor eiser, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7570974 CV EXPL 19-4993
vonnis van: 20 januari 2020
481

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Kaldenberg
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TMG Management B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: TMG
gemachtigde: mr. M.J. van Herwerden

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 18 februari 2019 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2019. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. TMG is verschenen bij mevrouw [vertegenwoordigster TMG 1] , de heer [vertegenwoordiger TMG] , mevrouw [vertegenwoordigster TMG 2] en de heer mr. J. Los, vergezeld door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord, hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Op 23 september 2019 heeft [eiser] een akte met een productie ingediend.
TMG heeft op 21 oktober 2019 een antwoordakte ingediend, met twee producties.
[eiser] is in de gelegenheid gesteld om op deze laatste twee producties te reageren. Daartoe heeft [eiser] op 16 december 2019 een akte ingediend, waarbij hij echter op alle stellingen van TMG opnieuw heeft gereageerd, en ook nog een productie heeft ingediend.
Daarop heeft de kantonrechter besloten de akte van [eiser] van 16 december 2019 buiten beschouwing te laten. Dat is bij rolmededeling d.d. 23 december 2019 aan partijen medegedeeld.
Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1960, is op 7 februari 2000 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) TMG.
1.2.
Met ingang van 1 januari 2006 was de functie van [eiser] die van [functie] van Stichting Telegraaf Pensioenfonds 1959 (verder pensioenfonds TMG).
1.3.
Met ingang van 28 oktober 2013 is [eiser] arbeidsongeschikt. Hij is uitgevallen met hartklachten.
1.4.
In het 2e ziektejaar is [eiser] re-integratiewerkzaamheden gaan verrichten.
1.5.
Met ingang van 1 oktober 2016 is [eiser] aangesteld als Beleidsadviseur C voor 20 uur per week, met een bijbehorend salaris van € 3.077,66 bruto per maand.
1.6.
Met ingang van 26 oktober 2016 ontvangt [eiser] een WIA-uitkering, op basis van een arbeidsongeschiktheid van 86,2 %.
1.7.
In artikel 9.4 van de arbeidsovereenkomst staat vermeld dat [eiser] , zolang de arbeidsovereenkomst duurt, verzekerd is voor het WAO-hiaat, thans WIA-hiaat. Voorts is, gelet op het inkomen van [eiser] , overeengekomen dat er een dekking is voor het WIA-excedentrisico. Deze risico’s heeft TMG ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij, Centraal Beheer Achmea, en worden tezamen WIA-verzekeringen genoemd. Deze verzekeringen vullen de WIA-uitkering aan tot 70% van het oude jaarloon.
1.8.
De WIA-verzekeringen lopen voor [eiser] , zolang hij tenminste nog onverminderd arbeidsongeschikt is, door tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd, derhalve tot [datum] 2025.
1.9.
[eiser] bereikt de AOW-leeftijd inmiddels niet meer op zijn 65ste maar, volgens de thans bekende gegevens (laatstelijk het Pensioenakkoord), pas op [datum] 2027 (67 jaar).
1.10.
Betreffende de WIA-excedentverzekering heeft Centraal Beheer Achmea Uniforme Pensioenoverzichten, verder UPO’s, verstrekt aan [eiser] .
1.11.
Het UPO 2013 vermeldt dat er vanaf 1 januari 2012 een aanvullende verzekering geldt tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en dat deze verzekering geldt tot de 65-jarige leeftijd.
1.12.
Het UPO 2014 vermeldt dat er vanaf 1 januari 2014 een aanvullende verzekering geldt tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en dat deze verzekering geldt tot de AOW-leeftijd (maximaal 67-jaar).
1.13.
Het UPO 2015 vermeldt dat er vanaf 1 januari 2014 een aanvullende verzekering geldt tegen inkomensverlies als gevolg van arbeidsongeschiktheid en dat deze verzekering geldt tot de 67-jarige leeftijd. Daarbij staat de volgende toelichting:
“In 2013 is de pensioenleeftijd verhoogd van 65 jaar naar maximaal 67 jaar. Dit is geregeld in de Algemene Ouderdomswet. De eindleeftijd van maximaal 67 jaar geldt als uw eerste ziektedag op of na 1 januari 2014 valt. Is uw eerste ziektedag in 2013 of eerder? Dan is de verzekerde eindleeftijd op uw WIA-verzekering maximaal 65 jaar gebleven. Alleen als uw werkgever dit extra heeft meeverzekerd is de eindleeftijd ook maximaal 67 jaar.”
1.14.
Het UPO 2019 vermeldt dat als [eiser] tot de AOW-datum bij TMG blijft werken hij vanaf de AOW-datum, zolang hij leeft een ouderdomspensioen (OP65 + OP67) kan verwachten van € 57.913,16 per jaar.
1.15.
In 2018 is [eiser] een procedure begonnen tegen (Centraal Beheer) Achmea, ten overstaan van de kantonrechter te Apeldoorn, waarin hij, kort gezegd, nakoming heeft gevorderd van de WIA-verzekeringen tot de AOW-leeftijd.
1.16.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen, waarbij zij onder meer het volgende heeft overwogen:
“4.5. Achmea kan in haar verweer worden gevolgd. Het gaat hier om een collectieve verzekering die met de werkgever is overeengekomen in 2009 en na afloop van de eerste termijn van vijf jaar is verlengd per 1 januari 2014. Daarbij zijn voor nieuwe, na 1 januari 2014 opkomende ziektegevallen andere afspraken met TMG gemaakt dan de afspraken die voor de op het moment van verlenging al bestaande ziektegevallen, zoals [eiser] , al bestonden. Achmea heeft onweersproken aangevoerd dat zij aan TMG het aanbod heeft gedaan om ook voor de lopende ziektegevallen, zoals [eiser] , een aanvullende dekking te bieden, maar dat TMG dat aanbod heeft afgeslagen. Achmea heeft met het gedane aanbod voldaan aan haar zorgplicht tegenover de verzekerden die op 1 januari 2014 al ziek waren.
Voor hen bestond dekking tot het 65e jaar en die dekking is onverminderd voortgezet. Een uitbreiding van de dekking is niet met de werkgever overeengekomen. Zoals in de door Achmea overgelegde uitspraken terecht is geoordeeld, is het door de overheid verhogen van de AOW-leeftijd geen omstandigheid die voor risico van de verzekeraar komt. In de door [eiser] aangehaalde jurisprudentie was sprake van overheidsorganen (Ministeries) die op grond van leeftijdsdiscriminatie aangesproken werden over de wijze van uitvoering van de eigen (wachtgeld)regelingen. Dit is een wezenlijk andere situatie, nu daarin steeds de werkgever zelf werd aangesproken op het maken van verboden onderscheid.
conclusie
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] niet toegewezen kunnen worden. Ook het beroep op redelijkheid en billijkheid kan daar niet toe leiden. Het is invoelbaar dat [eiser] zich benadeeld voelt ten opzichte van collega’s die enkele maanden later ziek geworden zijn, maar dat is inherent aan iedere scheidslijn, zoals ook het moment van ingaan van de AOW-leeftijd bij collega’s anders ligt dan bij [eiser] .
Dat het financiële gevolg daarvan voor [eiser] groot is, is echter geen reden om dat gevolg af te wentelen op Achmea, voor wie het eveneens grote financiële gevolgen zal hebben als [eiser] , zonder dat daarvoor aanvullende premies betaald zijn en worden, enkele jaren langer een uitkering van haar zou moeten ontvangen.”
1.17.
Op de website van TMG staat een brochure, getiteld
“Een gegarandeerd inkomen bij arbeidsongeschiktheid, Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor Personeel, Speciale afspraken voor werknemers in het Uitgeverijbedrijf.”
1.18.
Deze brochure vermeldt op bladzijde 6:
“Na maximaal tien jaar vult de dekking van de WGA hiaat van de AOV-P aan op de vervolguitkering van UWV. Deze vergoeding is afhankelijk van de mate van uw arbeidsgeschiktheid en loopt door tot uw AOW leeftijd (maximaal 67 jaar).
U betaalt premie tot 2 jaar voor uw AOW leeftijd. Dus uiterlijk tot uw 65ste.”
1.19.
Op het intranet van TMG staat als onderwerp
“De collectieve WIA Excedentverzekering van TMG”de vraag
“zit er een maximale duur aan de uitkering?Als antwoord wordt vermeld
“De uitkering vanuit de collectieve WIA Excedentverzekering loopt door tot de leeftijd van 67 jaar en drie maanden.”
1.20.
Op verzoek van [eiser] heeft Edmond Halley ( [deskundige] MPLA) een memo gedateerd 13 september 2019 opgesteld. Dit memo vermeldt onder meer:
“De contante waarde van de totale derving van inkomsten voor de heer [eiser] bedraagt per 01-12- 2019 € 186.962. Hieronder is dit bedrag dat uit 3 elementen bestaat, toegelicht.
o
De contante waarde van de derving van de WIA-excedent-uitkering voor de heer [eiser] tussen de afloopdatum op 65 jaar en de AOW-datum op 67 jaar bedraagt € 70.911
o
De heer [eiser] mist 2 jaar pensioenopbouw als hij zijn pensioen op 65 moet laten ingaan. Het pensioenfonds heeft deze opbouw al toegezegd. De contante waarde van de gemiste pensioenopbouw bedraagt € 57.717 per 01-12-2019.
o
De heer [eiser] moet het pensioen dat opgebouwd is op leeftijd 67 in laten gaan op leeftijd 65. Het pensioen daalt daardoor van € 18.844,33 naar € 15.515,79 per jaar levenslang. De contante waarde hiervan is € 58.334.
Bijlage 1 Berekening contante waarde derving WIA-excedent-uitkering
Bijlage 2 Berekening contante waarde geen pensioenopbouw bij ingang pensioen op 65 jaar
Bijlage 3 Berekening actuariële vervroeging pensioen op 67 naar 65”
1.21.
Op verzoek van TMG heeft Kars Consulting bij brief van 15 oktober 2019 rapport uitgebracht. Deze brief luidt als volgt:
“Geachte mevrouw Van Herwerden,
Op uw verzoek heb ik het memo van Edmond Halley van 13 september jl. inzake de vermeende derving pensioen en WIA-excedent voor de heer [eiser] beoordeeld en in deze brief geef ik daar een reactie op.
Volgens het memo bedraagt de totale schade voor de heer [eiser] € 186.962,- bestaande uit:
1. € 70.911,-in verband met de derving van de WIA-excedent uitkering tussen 65 en 67 jaar
2. € 57.717,- in verband met gemis pensioenopbouw als hij zijn pensioen eerder in laat gaan
3. € 58.394,- in verband met actuariële verlaging opgebouwd pensioen
Allereerst een paar algemene opmerkingen:
• Volgens bijlage 3 van het memo is schadepost 3. € 58.394,-groot. In de totaaltelling is ws. per abuis gerekend met € 58.334,-.
• De verschillende schadeposten zoals berekend door Edmond Halley kunnen natuurlijk niet zomaar bij elkaar opgeteld worden. Nu is er sprake van dubbeltelling.
o Of er zou een eventuele compensatie voor de derving van WIA-uitkering moeten worden verleend (en dan hoeft het pensioen niet vervroegd te worden)
o Of een eventuele compensatie voor de benodigde pensioenvervroeging om de
vermeende derving van de WIA-uitkering op te vangen.
Vervolgens meer inhoudelijk:
1. Volgens Edmond Halley bedraagt de jaarlijkse WIA-aanvulling € 35.912,— (Volgens mijn gegevens € 33.919,-) en zou er per jaar een hiaat van die omvang zijn tussen 65 en 67 jaar omdat het pensioen pas vanaf 67 jaar ingaat en deze WIA-aanvulling op 65-jarige leeftijd stopt.
Dat is echter een misverstand. Het grootste deel van het pensioen gaat al op 65-jarige leeftijd in. Als bijlage 1 bij deze brief treft u een kopie aan van het Uniform Pensioenoverzicht 2019 voor de heer [eiser] . Daarop staat vermeld een te bereiken ouderdomspensioen (0P65 en OP67) van € 57.913,16. Bij navraag bij Stichting Telegraafpensioenfonds blijkt dat dit pensioen uit 2 delen bestaat:
- € 39.069,- ingaande op 65-jarige leeftijd (opgebouwd tot 2014);
- vermeerderd met € 18.844,- ingaande op 67-jarige leeftijd als hij doorwerkt tot die leeftijd.
Het aan de periode tot 2014 toe te rekenen ouderdomspensioen sluit dus naadloos aan op de WIA-aanvulling en aangezien dit pensioen hoger is dan de WIA-aanvulling is er dus geen sprake van een hiaat en dus ook geen inkomensderving.
Het klopt dat de AOW-pensioenleeftijd opgeschoven is en ook de pensioenleeftijd voor het ouderdomspensioen. Dit laatste geldt echter alleen voor de nieuwe opbouw vanaf 2014. Het grootste deel van het ouderdomspensioen is reeds opgebouwd voor 2014 en voor dat deel geldt nog steeds een pensioendatum van 65 jaar. Er was dan ook geen noodzaak om de verzekering van de WIA-aanvulling voor de heer [eiser] aan te passen omdat hij vanaf 65 jaar al voldoende pensioen zou ontvangen.
In bijlage 2 is schematisch weergegeven hoe het inkomen van de heer [eiser] voor en na pensionering er uit ziet.
Daarbij schets ik drie situaties:
• de situatie zoals die was voor 2014 en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 67 jaar
Indien de heer [eiser] doorwerkt tot 65 jaar vindt er uiteraard geen pensioenopbouw plaats tussen 65 en 67 jaar en dient het te bereiken ouderdomspensioen (ingaande op 67-jarige leeftijd) ad € 18.844,- verminderd te worden met € 3.290,- (zie berekening Edmond Halley) en komt dit uit op € 15.554,—. Deze aftrek heb ik natuurlijk ook toegepast op de berekening van de situatie van voor 2014.
Uit de berekeningen blijkt dat zijn inkomen tussen 65 en 67 in de nieuwe situatie, zelfs bij stoppen met werken op 65-jarige leeftijd, hoger is dan in de oude situatie.
Als hij door blijft werken tot 67 jaar wordt het inkomen tussen 65 en 67 zelfs hoger dan het totale inkomen dat hij nu ontvangt.
2. De heer [eiser] beslist uiteraard zelf wanneer hij wil stoppen met werken. Niemand dwingt hem reeds op 65-jarige leeftijd te stoppen. Het gaat hier om een keuzemogelijkheid zoals ook omschreven in paragraaf 4.2.5. van de conclusie van antwoord. Zoals in die paragraaf beschreven rust op hem een verplichting een eventuele schade zoveel mogelijk te beperken.
Nu blijkt dat er geen schade is, is er ook geen enkele reden om van de heer [eiser] te verlangen dat hij zijn ouderdomspensioen eerder in laat gaan. Er is dus geen sprake van gemiste pensioenopbouw. Bovendien was er in de periode voor 2014 ook geen pensioenopbouw tussen 65 en 67 jaar.
3. Het grootste deel van het opgebouwde ouderdomspensioen (namelijk € 39.069,-) gaat reeds in op 65-jarige leeftijd. Aangezien dit naadloos aansluit op de lagere WIA-aanvulling tot 65 jaar (€ 35.912,- danwel € 33.919,-) is er geen sprake van een hiaat en zou er ook geen enkele reden zijn om van de heer [eiser] te verlangen dat hij zijn aanvullende ouderdomspensioen dat vanaf 67 jaar ingaat (€ 18.844,-) eerder in laat gaan. Uiteraard mag hij dat zelf beslissen. Daarbij moet overigens wel aangetekend worden dat een eerdere opname van het pensioen inderdaad tot een lagere jaarlijkse uitkering leidt maar nog geen verlies betekent omdat het natuurlijk langer uitgekeerd wordt.
Administratief worden door het pensioenfonds twee ouderdomspensioenen (0P65 en 0P67) voor de heer [eiser] bijgehouden en het is geheel aan hem om te kiezen vanaf welke pensioendatum hij deze uitgekeerd wil hebben. De pensioenbedragen zullen alsdan actuarieel herrekend worden zodanig dat er sprake is van gelijkwaardigheid.
Tot slot merk ik nog op dat in het memo van Edmond Halley gesproken wordt over derving van WIA-excedent-uitkering terwijl de gemachtigde van de heer [eiser] het heeft over een AOW-gat. Ze bedoelen hetzelfde alhoewel formeel een AOW-gat natuurlijk iets anders is. Ik zou het eerder WIA gat noemen. In deze brief gebruik ik in plaats van WIA-excedent-uitkering de term WIA-aanvulling zoals ook vermeld staat op de salarisstrook van de heer [eiser] .
In de akte overlegging productie van 23 september 2019 wordt aangegeven dat de heer [eiser] zijn pensioen niet op 65 jarige leeftijd in kan laten gaan zonder financiële consequenties Uit bovenstaande blijkt dat het grootste deel van zijn pensioen is opgebouwd voor 2014 en een pensioenleeftijd kent van 65 jaar. Gezien de hoogte van dit pensioendeel in vergelijking met de WIA aanvulling is er geen sprake van een hiaat of inkomensderving en dus ook zeker geen noodzaak van benodigde actuariële verlaging van het pensioen dat op 67 jaar ingaat. Door het uitstel van de pensioenleeftijd gaat de heer [eiser] er zelfs in inkomen op vooruit.”

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
voor recht verklaart dat [eiser] gedurende de volledige periode dat hij een WIA-uitkering zal ontvangen, conform de uitgangspunten van de in beginsel afgesloten WIA-verzekering(en), recht heeft op een dekkende aanvulling dan wel compensatie door TMG, althans dat TMG de te lijden schade van [eiser] zal vergoeden.
TMG veroordeelt tot het verstrekken van voldoende zekerheid van betaling van de onder a. bedoelde bedragen, via een adequate aanvullende verzekering en/of een te stellen dekkende bankgarantie, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel van een dag dat TMG in gebreke zal zijn na betekening van het te wijzen vonnis, met een maximum van € 100.000,-.
TMG veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten ad € 1.756,84, te vermeerderen met € 718,25 exclusief btw en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2019 tot de dag van de voldoening.
TMG veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder die van de gemachtigde.
3. [eiser] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat er tussen partijen is overeengekomen dat er voor [eiser] een WIA-hiaat verzekering en een WIA-excedentverzekering geldt. Deze zijn per 23 oktober 2013 in werking getreden, nu [eiser] op die datum arbeidsongeschikt is geworden. [eiser] verwacht dat zijn arbeidsongeschiktheid onverminderd zal blijven voortduren.
4. De verzekeringen gingen er destijds vanuit dat de AOW-leeftijd 65 jaar was en zou blijven. Inmiddels is voor [eiser] de AOW-leeftijd naar verwachting 67 jaar. Dat betekent dat er voor hem een financieel gat ontstaat. Immers zal hij van zijn 65ste tot zijn 67ste (de periode van [datum] 2025 tot [datum] 2027) geen betaling van de WIA-verzekeringen ontvangen.
5. [eiser] is van menig dat TMG de schade die [eiser] zal gaan lijden, moet betalen, althans een passende verzekering moet afsluiten.
6. [eiser] heeft er, mede gelet op de brochure (zie onder 1.17 en 1.18), gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij verzekerd was tot de AOW-leeftijd. TMG pleegt wanprestatie door zich niet aan de gedane toezegging te houden. In elk geval moet het risico van een en ander voor rekening van TMG, als goed werkgever, komen.
7. De handelwijze van TMG maakt voorts verboden onderscheid ingevolge de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA). Immers zijn collega’s van [eiser] , die arbeidsongeschikt zijn geworden op of na 1 januari 2014, wel verzekerd tot de opgehoogde AOW-leeftijd. Er zijn een aantal rechterlijke uitspraken, betreffende wachtgeld, die deze gang van zaken als zijnde in strijd met de WGBLA beoordelen.
8. [eiser] heeft de te verwachten schade uit laten rekenen door een deskundige (zie onder 1.20). Uit deze berekening blijkt dat er aanzienlijke schade aan de orde is. De berekeningen die TMG heeft laten maken (zie onder 1.21) kloppen niet, aldus steeds [eiser] .
9. TMG heeft verweer gevoerd.
10. Primair stelt TMG zich op het standpunt dat er van een AOW-gat geen sprake is. Uit de berekeningen van de deskundige die TMG heeft ingeschakeld (zie onder 1.21) blijkt dat [eiser] geen schade lijdt en daarom geen belang heeft bij zijn vordering. De schadeberekeningen van [eiser] kloppen simpelweg niet.
11. Als dat al anders zou zijn wil TMG subsidiair benadrukken dat de zorgplicht van de werkgever niet zo ver strekt dat TMG verplicht zou zijn om een aanvullende verzekering af te sluiten voor een eventueel AOW-gat dat ontstaat als gevolg van een door de overheid opgelegde verhoging van de AOW-leeftijd, al helemaal niet als de verzekering zelf vrijwillig is. De WIA-hiaatverzekering is weliswaar verplicht gesteld bij CAO, doch daarin staat niet de verplichting om een aanvullende WIA-excedentverzekering tot aan de AOW-leeftijd van [eiser] af te sluiten of een andere voorziening te treffen om het veronderstelde AOW-gat op te vangen. De WIA-excedentverzekering is namelijk een vrijwillige verzekering.
12. Ook anderszins bestaat er niet een verplichting van TMG om aanvullende voorzieningen te treffen. Niet op grond van het goed werkgeverschap, de redelijkheid en de billijkheid, onvoorziene omstandigheden, verboden onderscheid naar leeftijd of enige andere grond.
13. De vordering van [eiser] moet dan ook worden afgewezen, aldus TMG.

Beoordeling

14. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] zijn vordering vroeg, zo niet te vroeg heeft ingesteld. De eerst mogelijke datum waarop schade zou kunnen worden geleden is [datum] 2025, over meer dan vijf jaar. Daar komt bij dat van schade alleen sprake kan zijn als [eiser] ongewijzigd arbeidsongeschikt blijft. Daaromtrent heeft [eiser] geen enkele onderbouwing gegeven, terwijl hij zijn vordering niet onder die voorwaarde heeft ingesteld.
15. Niettemin is de kantonrechter bereid de vordering te beoordelen, er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat [eiser] onverminderd arbeidsongeschikt blijft tot (tenminste) het 67ste levensjaar.
16. Overwogen wordt als volgt.
17. Om een vordering als de onderhavige met succes te kunnen instellen moet [eiser] aantonen dat hij als gevolg van het stoppen van de betalingen op grond van de WIA-verzekeringen per [datum] 2025 (op het moment dat [eiser] 65 jaar wordt) en het ophogen van de AOW-leeftijd, schade lijdt. Dat wil zeggen dat hij door het niet voortduren van de WIA-verzekeringen bij een AOW-leeftijd van 67 jaar ( [datum] 2027), een lager inkomen zal ontvangen dan het geval is bij het stoppen van de WIA-verzekeringen per [datum] 2025 en het intreden van de AOW-leeftijd op die datum, bij het bereiken van het 65ste levensjaar.
18. Geoordeeld wordt dat [eiser] het bovenstaande niet heeft aangetoond. Hij heeft weliswaar betoogd dat hij wel degelijk een lager inkomen gaat ontvangen na zijn 65ste, en zijn stellingen ook onderbouwd middels het memo van Edmond Halley (zie onder 1.20), doch dit overtuigt niet. De berekeningen van Edmond Halley worden immers deugdelijk weersproken door het rapport van Karl Consulting (weergegeven onder 1.21). Deze schetst de drie mogelijke scenario’s die er vanaf het 65ste jaar voor [eiser] kunnen ontstaan, te weten
• de situatie zoals die was voor 2014 en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 65 jaar
• de situatie vanaf 2014 met een hogere pensioenleeftijd voor een (klein) deel van het ouderdomspensioen en uitgaande van doorwerken tot 67 jaar.
19. Bij ieder van deze scenario’s geeft Kars Consulting aan wat de financiële gevolgen voor [eiser] zijn. Steeds komt Karl Consulting, en naar het oordeel van de kantonrechter terecht, tot de conclusie dat geen schade wordt geleden, waarbij vast staat dat Karl Consulting bij het opmaken van dit rapport (anders dan bij de eerdere brief van mei 2019, zie productie 12 bij antwoord), over dezelfde gegevens beschikte als Edmond Halley. Opgemerkt wordt dat uit de berekening van Kars Consulting blijkt dat, in het geval [eiser] ervoor kiest om tot zijn 67ste door te werken, hij € 105.243,- bruto per jaar zal ontvangen, in vergelijking met het thans door hem te ontvangen jaarlijkse inkomen van € 100.093,- bruto.
20. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat, bij ongewijzigde arbeidsongeschiktheid, [eiser] tot zijn 67ste ook de WIA-uitkering zal blijven ontvangen. TMG heeft er terecht op gewezen dat artikel 3:3 van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten er aan in de weg staat om de WIA-uitkering in mindering te brengen op het ouderdomspensioen.
21. Gelet op al het bovenstaande moet de vordering van [eiser] bij gebrek aan belang worden afgewezen.
22. Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
23. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van TMG tot op heden begroot worden op € 1.440,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter