ECLI:NL:RBAMS:2020:1746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
13.181202.19 (zaak A) en 96.145578.19 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen minderjarige voor diefstal en witwassen met verbeurdverklaring van speedboot

In deze jeugdstrafzaak is een minderjarige verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal van een speedboot en witwassen. De rechtbank Amsterdam heeft op 2 januari 2020 uitspraak gedaan na een besloten terechtzitting op 19 december 2019. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van diefstal in vereniging van € 22.000,- en een speedboot, evenals witwassen van diverse goederen. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van het geld, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, de diefstal van de speedboot werd bewezen geacht, evenals het witwassen van verschillende goederen. De rechtbank legde een werkstraf op van 160 uur, waarvan 80 uur onvoorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een persoonlijkheidsonderzoek. De speedboot werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de jonge leeftijd van de verdachte, en hoopte met de opgelegde maatregelen recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.181202.19 (zaak A) en 96.145578.19 (zaak B)
Datum uitspraak: 2 januari 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 19 december 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van der Linden en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.C. van Riet, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [persoon 2] , namens de Bascule, en door de vader van verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
A1. diefstal in vereniging van € 22.000,- in de periode 13 t/m 14 juli 2018 te Aalsmeer;
A2. diefstal in vereniging van een speedboot in de periode 1 t/m 15 juli 2018 te Aalsmeer met gebruik van een valse sleutel;
A3. witwassen in de periode 13 juli 2018 t/m 10 maart 2019 te Aalsmeer;
A4. diefstallen in vereniging van geldbedragen en een iPhone in de periode 17 januari 2018 t/m 3 december 2018 te Aalsmeer en Amstelveen.
B. rijden in een auto zonder rijbewijs op 26 april 2019 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Vrijspraak
Zaak A feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van 22.000 euro.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden volgen op basis waarvan kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die het geld van [persoon 3] uit zijn auto heeft weggenomen. Meerdere personen wisten immers van de vindplaats van het geld. Het politieonderzoek heeft zich onvoldoende op andere mogelijke verdachten gericht. Onduidelijk is op welk moment precies de diefstal heeft plaatsgevonden. Tijdens de diefstal zelf is verdachte in ieder geval niet ter plaatse gezien. Alhoewel het opvallend is dat (i) verdachte vlak na het moment dat hij op de hoogte was van de vindplaats van de € 22.000,- van [persoon 3] met contant geld drie nieuwe iPhones heeft gekocht, ter waarde van ruim € 3.000,- (ii) verdachte een aantal dagen later met contant geld een speedboot van € 5.000,- heeft gekocht en (iii) meerdere personen hebben verklaard verdachte in die periode (medio/eind juli 2018) met grote hoeveelheden geld gezien te hebben, zijn deze omstandigheden onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte in het bezit van het ontvreemde geld van [persoon 3] was. was. De verklaring van verdachte dat hij dat geld op een andere – eveneens niet legale manier – heeft verdiend valt op basis van dit dossier namelijk niet uit te sluiten.
De rechtbank is het daarom met de raadsvrouw eens dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden wat in zaak A onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Zaak A feit 4
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 4 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2.
Bewezen
Zaak A feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de speedboot.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat de speedboot wederrechtelijk is weggenomen in de ten laste gelegde periode. Verdachte erkent dat hij de gestolen boot onder zich heeft gehad en dat deze is weggenomen met gebruik van een (stiekem) gekopieerde sleutel. Daarnaast zijn er drie getuigen die, onafhankelijk van elkaar, verklaren dat zij van verdachte hebben gehoord dat verdachte de boot heeft ontvreemd. Getuige [getuige] verklaart zelfs dat verdachte in de nacht kwam aanvaren, omdat hij een ligplaats voor de door hem gestolen boot nodig had.
De rechtbank acht dan ook met de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 juli 2018 te Aalsmeer een Bayliner 2051 Carpi Ss speedboot, die toebehoorde aan [persoon 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen speedboot onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gekopieerde sleutel.
Zaak A feit 3
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 13 juli 2018 tot en met 10 maart 2019 te Aalsmeer drie iPhones en een scooter/brommer en een Piranha Miura speedboot en geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Zaak B
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 26 april 2019 te Amstelveen, op de weg, Binderij, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B, te weten een voertuig, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Ten aanzien van zaak B ziet de rechtbank het als kennelijke verschrijving dat in de tenlastelegging Amsterdam is opgenomen, terwijl de overtreding is begaan op de Binderij, die in Amstelveen ligt.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, waarvan 140 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals geadviseerd door de Raad en de Bascule en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van de jeugdreclassering. De onder verdachte in beslag genomen speedboot dient verbeurd te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden, zodat er geen bezwaar is tegen een voorwaardelijk strafdeel. Het onvoorwaardelijk strafdeel dient te worden verminderd gelet op de bepleite vrijspraken. Verdachte begrijpt dat de speedboot verbeurd zal worden verklaard, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met de ernst van de feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een speedboot. Hij heeft met een gekopieerde sleutel andermans boot gestolen. Vervolgens heeft hij geprobeerd deze te verkopen. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft slechts oog gehad voor eigen financieel gewin. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft met niet legale inkomsten een speedboot, iPhones en een scooter gekocht. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit is een gevaar voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ten slotte heeft verdachte in een auto gereden terwijl hij geen rijbewijs heeft. Het gaat om een reeks van vermogensdelicten waar substantiële geldbedragen mee gemoeid zijn. Desgevraagd lijkt verdachte het redelijk normaal te vinden om in gestolen goederen te handelen, zich bezig te houden met wietteelt en veel contant geld in zijn bezit te hebben. Dat baart de rechtbank zorgen en het roept vragen op hoe het kan dat verdachte op zo’n jonge leeftijd al zo goed zijn weg weet te vinden binnen het criminele circuit. Verdachte heeft hier deels inzicht in gegeven, en ter zitting is gebleken dat bij verdachte deze vraag ook leeft. Positief is dat hij zelf wil werken aan het beantwoorden van deze vraag.
De rechtbank houdt rekening met de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd.
Wat betreft diefstal van de speedboot zoekt de rechtbank aansluiting bij de uitgangspunten voor strafoplegging bij diefstal van een auto, te weten 80 uren werkstraf. Voor witwassen en het besturen van een auto zonder rijbewijs bestaan geen oriëntatiepunten voor Jeugd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
20 november 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Wel is hij twee keer door het Openbaar Ministerie beboet in verband met het rijden zonder rijbewijs.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 31 oktober 2019 over verdachte.
Ter zitting heeft de Raad geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Er zijn zorgen over zijn gewetensontwikkeling en zijn gedrag waardoor zijn ouders de grip op hem zijn kwijtgeraakt. In het kader van bijzondere voorwaarden dient verdachte daarom mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Vervolgens kan specifieker worden bepaald welke behandelings- en begeleidingsvorm passend voor hem is. De in het rapport geadviseerd leerstraf TACT plus kan achterwege blijven gelet op de toelichting van de Bascule. Verdachte dient door de jeugdreclassering te worden begeleid.
De orthopedagoog van De Bascule heeft naar voren gebracht dat zij al via de gemeente in het vrijwillig kader betrokken zijn bij verdachte. Er is een gesprek geweest samen met de ouders en verdachte. Er is nu voor gekozen om te beginnen met een individuele behandeling van verdachte. Bij de Bascule kan aandacht worden besteed aan eventuele verbale agressieproblemen in de training AR op Maat. Dat verdient de voorkeur boven de aparte leerstraf TACT plus.
Verdachte heeft op de zitting gezegd dat hij bereid is mee te werken met de begeleiding en behandeling. Hij wil graag weten waarom hij eerder verkeerde keuzes heeft gemaakt.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. De ernst van de feiten maakt dat aan verdachte een forse werkstraf zal worden opgelegd. De ene helft van die straf zal onvoorwaardelijk worden opgelegd, dus die zal verdachte moeten uitvoeren. De andere helft wordt in voorwaardelijke vorm opgelegd. Verdachte heeft namelijk wel verklaard zich niet meer bezig te houden met criminele activiteiten, maar gelet op de ogenschijnlijk gemakkelijke manier waarop verdachte zich met illegale praktijken heeft beziggehouden, acht de rechtbank een forse stok achter de deur noodzakelijk. Omdat de Raad en de Bascule hebben geadviseerd dat het belangrijk is om een persoonlijkheidsonderzoek te doen naar verdachte, zal de rechtbank dit als bijzondere voorwaarde opleggen. Als daaruit blijkt dat een bepaalde behandeling of begeleiding nodig is, zoals IPA, dan moet verdachte daar ook aan meewerken. Verder moet verdachte meewerken met de behandeling bij de Bascule. Daar zal ook aandacht worden besteed aan de door verdachte zelf benoemde verbale agressieproblemen, in de training AR op Maat. Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte blijft werken of dat hij weer naar school gaat. De jeugdreclassering zal toezicht houden op verdachte en hem begeleiden. De rechtbank hoopt dat daarmee wordt voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Omdat de maximale werkstraf die aan minderjarigen opgelegd kan worden 200 uur bedraagt en de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit A1, is de werkstraf lager dan door de officier van justitie gevorderd.
Beslag
Onder verdachte is een speedboot (Piranha Miura) en een aanhanger in beslag genomen. De speedboot behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het in zaak A onder 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard. Van de aanhanger is niet bekendwie de eigenaar is. Dit voorwerp zal dan ook bewaard worden ten behoeve van de rechthebbende en, indien duidelijk geworden wie dat is, retour moeten naar de rechthebbende.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
[persoon 3]
De benadeelde partij [persoon 3] had aanvankelijk een vordering ingediend met betrekking tot het in zaak A onder 1 ten laste gelegde. Hij vorderde € 22.500,- aan materiële schadevergoeding.
Uit de stukken blijkt dat deze vordering door [persoon 3] is ingetrokken. Om die reden zal de rechtbank geen beslissing nemen op de eerder gedane vordering tot schadevergoeding.
[persoon 4]
De benadeelde partij [persoon 4] vordert € 540,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zijn vordering onvoldoende is onderbouwd. Op basis van de stukken blijkt niet van concrete schade aan de inboedel van de boot en voor zover sprake was van schade lijkt deze te zijn vergoed door de verzekering. [persoon 4] heeft ook op geen enkele wijze met stukken onderbouwd dat sprake zou zijn van verdere schade die niet al vergoed is. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[persoon 5]
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 500,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
[persoon 6]
De benadeelde partij [persoon 6] vordert € 6.500,- aan materiële schadevergoeding en € 50,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat ten aanzien van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 110 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 1 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 en 3 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde:
witwassen
Ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde:
overtreding van artikel 110 Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot 80 (tachtig) uren,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
Stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt met een persoonlijkheidsonderzoek en de daaruit voortkomende begeleiding en/of behandeling, waaronder eventueel begeleiding door IPA;
- meewerkt met de behandeling bij de Bascule, waaronder ook “AR op Maat”;
- een dagbesteding in de vorm van werk of school heeft en behoudt.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Verklaart verbeurd: 2018158125 1 STK Boot (Omschrijving: [nummer] , Merk: Piranha Miura)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 2018158125 1 STK Aanhanger (Omschrijving: 5720277)
Verklaart de benadeelde partij [persoon 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 5] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 6] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M. van der Kaay en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2020.
[...]