ECLI:NL:RBAMS:2020:1744

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
679469 / FA RK 20-570
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 26 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1996, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De betrokkene had eerder meerdere zelfdodingspogingen gedaan en uitte de wens om euthanasie te ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat hij niet wilde leven in een wereld die door klimaatproblemen en een egoïstische samenleving wordt gekenmerkt. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat er geen ziekte was en dat behandeling niet zou helpen, waardoor de noodzaak voor de zorgmachtiging zou ontbreken.

De behandelend psychiater bevestigde echter dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychose in het kader van een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank concludeerde dat deze stoornis leidde tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. Daarom was verplichte zorg noodzakelijk. De rechtbank wees de gevraagde vormen van zorg toe, waaronder het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid.

De rechtbank oordeelde dat de verplichte zorg evenredig en effectief was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De zorgmachtiging werd verleend tot en met 7 augustus 2020, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende maatregelen gedurende deze periode. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter J.H.J. Evers en is op 12 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 679469 / FA RK 20-570
kenmerk: OMZ399321
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 26 februari 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N. Bevelander te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 27 januari 2020;
  • de zorgkaart inclusief de bijlagen;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 20 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging;
  • een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde curateleregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 februari 2020, in het Amsterdam UMC, [ggz instelling] .
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene bijgestaan door zijn advocaat en tolk in de Litouwse taal mevrouw L. de Vries-Kazlauskaite;
- de heer A. Sutterland, behandelend psychiater.
1.3.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is
.

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene heeft verklaard dat hij al vijf pogingen heeft gedaan zichzelf van het leven te beroven. Hij vindt nog steeds dat hij euthanasie dient te krijgen. Als hij weg mag uit de accommodatie en geen euthanasie kan krijgen, zal hij op een andere manier een einde aan zijn leven maken. Betrokkene wil niet leven in een wereld die kapotgaat door de klimaatproblematiek en de egoïstische samenleving. Daarnaast zal behandeling hem niet helpen. De behandeling van betrokkene zorgt er niet voor dat extra bomen geplant worden, aldus betrokkene.
Namens betrokkene heeft de advocaat aangevoerd dat betrokkene ook aan haar uitgelegd heeft dat zijn gedachten niet voortkomen uit een ziekte. Het is een reëel beeld en behandeling zal dan ook niet helpen. Nu er geen ziekte is, ontbreekt daarmee ook de noodzaak voor de zorgmachtiging. De advocaat van betrokkene verzoekt dan ook tot afwijzing van het onderhavige verzoek.
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg heeft de advocaat van betrokkene aangegeven dat ten tijde van de mondelinge behandeling in het kader van de voortzetting van de crisismaatregel de verplichte zorg in de vorm van toedienen van vocht en voeding niet is toegewezen, nu betrokkene goed eet en drinkt.
2.2.
De behandelend psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de zorgen van betrokkene herkent. De overtuiging van betrokkene met betrekking tot die zorgen komen echter voort uit een psychotische beleving, aldus de behandelend psychiater. Betrokkene voelt het persoonlijk en geeft onder andere aan de Amazonebranden in zijn lichaam te voelen. Met behandeling hoopt de psychiater dat de beleving minder heftig wordt en betrokkene de problemen in een ander perspectief kan plaatsen. De behandeling heeft tot nu toe gedeeltelijk effect. De stemmen zijn verdwenen en betrokkene is mindere gepreoccupeerd, maar dit heeft (nog) niet geleid tot andere overtuigingen.

3.Beoordeling

3.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychose in het kader van een schizofreniespectrumstoornis.
3.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, met name gelegen in levensgevaar.
3.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal, ondanks de opmerking van de advocaat van betrokkene zoals onder rechtsoverweging 2.1. beschreven, verplichte zorg in de vorm van toedienen vocht en voeding tevens toewijzen voor de verzochte duur, nu het staken van eten/ of drinken voor betrokkene mogelijk een laatste optie zal zijn uit het leven te stappen.
3.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.6.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7.
Hetgeen namens/door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
3.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet aanleiding de duur van de machtiging te beperken en de expiratiedatum van de vorige machtiging als ingangsdatum nemen, te weten 7 februari 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1996, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie gedurende zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende zes maanden;
  • insluiten gedurende zes maanden ;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende zes maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam gedurende zes maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen gedurende zes maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende zes maanden.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 augustus 2020.
Deze beschikking is op 26 februari 20202 mondeling gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 12 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.