ECLI:NL:RBAMS:2020:1737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
AMS 19/3047
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens gebruik van onjuiste parkeerautomaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2020 uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 11 april 2019 zijn auto geparkeerd op een locatie waar geen parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op, welke door eiser werd betwist. Eiser stelde dat hij had betaald bij een automaat met een lager tarief, maar deze automaat was niet de dichtstbijzijnde en hij had moeten controleren of deze automaat gebruikt mocht worden voor zijn specifieke locatie. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij recht had op een geldig parkeerrecht op het moment van controle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3047
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Diemen, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 16 april 2019 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 27 mei 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 maart 2020. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar was aanwezig in de persoon van [de persoon] .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De naheffingsaanslag is aan eiser opgelegd, omdat de auto van eiser met kenteken
[kenteken] op 11 april 2019 om 10:35 op de locatie ter hoogte van [adres 1] geparkeerd stond en bij controle is gebleken dat daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
3. Eiser voert aan dat hij in een eerdere situatie in het gelijk is gesteld. Het ging om dezelfde parkeerplaats en dezelfde parkeercode via Parkmobile. De parkeercodes [nummer 1] en [nummer 2] hebben dezelfde locatieomschrijving, te weten Amsterdam – [adres 2] . Ervan uitgaande dat beide codes dekking geven heeft hij het zo ingesteld. Ook een collega heeft op dezelfde parkeerplaats een naheffingsaanslag ontvangen en is in het gelijk gesteld.
4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat eiser gebruik had moeten maken van de parkeermeter met nummer [nummer 3] . Eiser betaalde om 7:53 € 1,30 en mocht voor dat bedrag vanaf 9:00 uur 1 uur parkeren op die locatie. De controle vond plaats om 10:35. Ten tijde van de controle was er dus geen geldig parkeerrecht aanwezig. In een eerdere zaak is de heffingsambtenaar wel tegemoet gekomen omdat in die zaak bij de omrekening van het betaalde bedrag op het moment van de controle wel een geldig parkeerrecht aanwezig was.
5. Het staat niet ter discussie dat de auto van eiser op 11 april 2019 omstreeks 10:35 uur op een fiscale parkeerplaats geparkeerd stond en dat eiser hier parkeerbelasting voor verschuldigd was. In geschil is of eiser door betaling van € 1,30 parkeerbelasting heeft voldaan vanaf 09.00 gedurende één uur of gedurende drie uur.
6. In het gebied waar de auto stond geparkeerd geldt het tarief van € 1,30 per uur. Eiser heeft zich via Belprovider aangemeld voor een automaat met tarief € 1,30 voor drie uur. Dat was niet de dichtstbijzijnde parkeerautomaat. Eiser had moeten controleren of deze automaat ook gebruikt mocht worden voor zijn exacte locatie. Dat heeft hij niet gedaan. Eiser had ook beter moeten weten omdat hij eerder een naheffingsaanslag had gekregen op dezelfde parkeerplaats. In een eerdere zaak is de heffingsambtenaar wel tegemoet gekomen omdat in die zaak bij de omrekening van het betaalde bedrag op het moment van de controle wel een geldig parkeerrecht aanwezig was. Hetzelfde geldt voor het door eiser aangehaalde voorbeeld van zijn collega.
7. Het beroep is ongegrond. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op 5 maart 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.