In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2020 uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 11 april 2019 zijn auto geparkeerd op een locatie waar geen parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op, welke door eiser werd betwist. Eiser stelde dat hij had betaald bij een automaat met een lager tarief, maar deze automaat was niet de dichtstbijzijnde en hij had moeten controleren of deze automaat gebruikt mocht worden voor zijn specifieke locatie. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij recht had op een geldig parkeerrecht op het moment van controle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.