9. Wood Investments vordert dat [eiser] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.259,67 aan hoofdsom;
b. € 338,95 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 987,99 aan handelsrente, berekend tot 24 oktober 2017;
d. rente over € 2.259,67 vanaf 24 oktober 2017;
e. de proceskosten.
10. Wood Investments stelt hiertoe, samengevat, dat [eiser] en Nuon een overeenkomst tot energielevering zijn overeengekomen met betrekking tot het leveringsadres [adres] te [plaats] . Uit hoofde van die overeenkomst is [eiser] gehouden om voorschotbedragen aan Nuon te betalen. Jaarlijks wordt een afrekening gestuurd, waarin de in rekening gebrachte voorschotbedragen worden verrekend met het totale verbruik. Daarnaast wordt er bij beëindiging van de overeenkomst een eindafrekening opgemaakt, waarin is vermeld hoeveel eenheden energie er tot het einde van de overeenkomst zijn geleverd.
11. [eiser] heeft niet aan zijn betalingsverplichting voldaan, door verschillende voorschotfacturen in de periode 1 augustus 2012 tot en met 2 augustus 2013 en eindafrekeningen van 18 augustus 2013 en 2 oktober 2013 niet te betalen. De overeenkomst is inmiddels beëindigd, aldus Wood Investments.
12. Bij het onder 1. bedoelde verstekvonnis is [eiser] veroordeeld tot betaling van € 2.259,67 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 24 oktober 2017, € 338,95 aan buitengerechtelijke kosten en € 987,99 aan tot 24 oktober 2017 vervallen rente. Daarnaast is [eiser] in de proceskosten veroordeeld.
13. [eiser] stelt zich op het standpunt dat het verstekvonnis moet worden vernietigd. Hij is niets aan Wood Investments verschuldigd. De woning die Wood Investments noemt heeft [eiser] in 2011 verlaten om in de Verenigde Staten te gaan werken. De facturen waarvan betaling wordt gevorderd dateren allemaal uit 2012 en 2013, dus van de periode daarna. [eiser] beroept zich uitdrukkelijk op de onjuistheid van de factuur voor geleverde elektra aan het adres [adres] , omdat hier een schuur is gelegen zonder elektravoorziening. Voor wat betreft de factuur van 2 augustus 2012 beroept [eiser] zich op verjaring.
14. De kantonrechter overweegt het volgende. De facturen hebben betrekking op de levering van energie aan het perceel [adres] te [plaats] . [eiser] heeft onweersproken aangevoerd dat op dat adres geen elektra wordt geleverd omdat daarvoor een aansluiting ontbreekt. Er wordt daarom uitgegaan van de juistheid van die stelling. De facturen waarvan betaling wordt gevorderd zijn niet overgelegd en er is in de dagvaarding niet toegelicht op de levering van welk soort energie (gas/elektra) de facturen betrekking hebben. Daarom kan niet worden nagegaan of (bepaalde) facturen (deels) betrekking hebben op de levering van gas aan voormeld adres. Dat komt voor rekening van Wood Investments. Wood Investments heeft in de dagvaarding voorts niet toegelicht dat bepaalde facturen betrekking hebben op de levering van energie op een ander adres.
15. Het voorgaande betekent dat de gegrondheid van de vordering van Wood Investments niet is komen vast te staan. De vordering moet alsnog worden afgewezen. Het verstekvonnis zal worden vernietigd.
16. Wood Investments wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, met dien verstande dat [eiser] de kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zelf moet dragen.