7.3.Het oordeel van de rechtbank
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig.
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit
meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 14 februari 2020, waarin toepassing van het adolescentenstrafrecht wordt geadviseerd omdat verdachte in de volwassenen penitentiaire inrichting opvalt door zijn leeftijd en gedrag, waarbij hij niet handelt conform zijn kalenderleeftijd. Verdachte heeft moeite om zijn eigen gedrag te
organiseren, hij vindt moeilijk aansluiting bij de medegedetineerden en maakt een beïnvloedbare en kwetsbare indruk. Het vermoeden bestaat dat er gemakkelijk misbruik van betrokkene gemaakt kan worden. Daarnaast komen vanuit het wegingskader adolescentenstrafrecht indicaties voor toepassing van het adolescentenstrafrecht naar voren, zoals het voortzetten van scholing, zijn gedrag en een verstandelijke beperking.
Gezien het advies van de reclassering en de indruk die verdachte op de rechtbank heeft gemaakt geeft de persoon van de verdachte aanleiding tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het met (een) vuurwerk(bom) teweegbrengen van een ontploffing bij een winkelpand, diefstal van verschillende winkelgoederen door middel van braak en inklimming en het vernielen van een raam. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij schade veroorzaakt zonder zich te bekommeren om de gevolgen daarvan voor de winkelier. Daarnaast hebben zij verschillende goederen meegenomen en daarmee laten zien dat zij de eigendomsrechten van anderen niet respecteren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 januari 2020 is hij al meermalen voor verschillende misdrijven veroordeeld, waaronder vermogensdelicten en vernieling.
De reclassering heeft in het advies van 14 februari 2020 geadviseerd om bij een strafoplegging aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, begeleid wonen, een locatiegebod, meewerken aan middelencontrole en het volgen van onderwijs of hebben van een dagbesteding. Begeleiding vanuit de volwassenenreclassering wordt daarbij wenselijk geacht. In het Deeladvies Elektronische Controle van de reclassering van 18 februari 2020 wordt een combinatie van een locatiegebod en een locatieverbod met elektronische controle geadviseerd.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) maken een onderscheid tussen volwassenen en jeugd. Anders dan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie is er geen aparte categorie voor adolescenten. De rechtbank zal de oriëntatiepunten voor volwassenen als uitgangspunt nemen voor het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf. Toepassing van het adolescentenstrafrecht betekent namelijk niet dat de LOVS voor jeugd moeten worden gehanteerd. Dit neemt niet weg dat er bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening kan worden gehouden, zoals de rechtbank in dit geval ook zal doen, met de jonge leeftijd van een adolescente verdachte. Voor een plofkraak in georganiseerd verband met aanzienlijke schade geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank vervolgens wel in het voordeel van verdachte rekening met de jonge leeftijd, verstandelijke beperking en de proceshouding van verdachte. Vanwege die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het uitgangspunt op grond van de LOVS te fors is. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafmaat rekening met de eendaadse samenloop van de feiten zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is daarom van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat door de officier van justitie is gevorderd. Evenals de raadsman vindt de rechtbank de behandeling en begeleiding van verdachte van belang maar dat betekent niet dat er geen plaats meer is voor een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een jeugddetentie voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een locatieverbod (voor het adres van de belwinkel) nu uit het dossier blijkt dat het slachtoffer de belwinkel inmiddels heeft verkocht.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van feiten of omstandigheden die ertoe leiden dat er concreet rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. De bijzondere voorwaarden zullen daarom niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.