Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
.
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.Tenlastelegging
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Rechtbank Amsterdam
Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling van een schilderij. De officier van justitie, mr. U.E.A. Weitzel, had de verdachte aangeklaagd voor het in bezit hebben van een schilderij dat in 2003 was gestolen. Tijdens de zitting werd door de raadsvrouw, mr. T. Urbanus, een preliminair verweer gevoerd, waarin werd gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de schuldheling en gedeeltelijk in de vervolging van de opzetheling, omdat deze feiten waren verjaard. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging van de impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling, aangezien dit feit was verjaard. Ook werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de impliciet primair ten laste gelegde opzetheling voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 15 januari 2008, om dezelfde reden.
De rechtbank heeft vervolgens de feiten en omstandigheden beoordeeld. De verdachte had het schilderij in haar bezit gekregen via een bemiddelaar en was zich niet bewust van de gestolen herkomst. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat het schilderij gestolen was of dat zij de kans had aanvaard dat dit het geval was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meer onderzoek had moeten doen naar de herkomst van het schilderij, maar dat dit niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de opzetheling.
Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding ingediend door een benadeelde partij, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd deze vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, met mr. M. Vaandrager als voorzitter en mrs. N.J. Koene en A. Meester als rechters.