(…)
Met toestemming van betrokkene is het rapport van Psyon bij haar gemachtigde opgevraagd, deze is op 15-08-2019 ontvangen.
(…)
Samenvatting
(…)
De kwetsbaarheid (overgevoeligheid voor stress/gevaar) van het stressresponssysteem (zeker ingeval van sequentiële traumatisering) blijft gedurende het verdere leven min of meer aanwezig en kan in het onderhavige geval geduid worden als een persisterende vrees voor overledenen (en alles wat daarmee verband houdt, het zien, aanraken, verzorgen, bij elkaar vegen van overblijfselen, verpulveren van stukjes bot, etc.) Bij betrokkene blijkt dit ook uit de anamnese: ze reageerde met een heftige emotionele reactie bij het zien van beelden en het horen dat er menselijke resten werden verzameld bij de ramp van de MH17 en ook bij het zien van filmbeelden (opgestapelde lijken) van de tweede wereld oorlog. De mededeling van haar werkgever dat ze werkzaamheden in het crematorium
moetverrichten, waarbij zij wordt geconfronteerd met overledenen en de daarmee gemoeide werkzaamheden, hebben haar actieve op controle gerichte coping ondermijnt, leidend tot symptoomvorming (angst/paniek/depressie gerelateerde symptomen, anhedonie en slaapproblemen). Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan een psychotrauma en stressor gerelateerde stoornis (zie verder bij “Beschouwing”).
(…)
Beschouwing
(….)
Psychotrauma- en stressor gerelateerde stoornis
(…)
Er is op dit moment sprake van een persisterende disproportionele gedragsmatige en emotionele reactie op een vermeende stresserende situatie die geduid kan worden als een persisterende aanpassingsstoornis met angst en sombere stemming.
(…)
Om verdere decompensatie naar een algemene angst of depressieve stoornis of een posttraumatische stressstoornis te voorkomen is het gewenst dat er op korte termijn duidelijkheid voor betrokkene komt over de vervolgstappen, Verder kan in overleg met de huisarts overwogen worden om betrokkene naar een angstpolikliniek en naar een gespecialiseerde fysiotherapeut (leren omgaan met fysieke spanningen) door te verwijzen. Het is voor betrokkene van belang dat ze gedurende de therapie (waarschijnlijk een half jaar tot een jaar) blijft werken zonder blootstelling aan overledenen en daarmee gemoeide werkzaamheden.
(…)
Verdere overwegingen
a. in tegenstelling tot psychiater Berk (zie haar rapport) kom ik wel tot de diagnose van een psychiatrische stoornis. Te weten een al jaren onderliggende specifieke fobie en op dit moment aanwezige persisterende aanpassingsstoornis met angst en sombere stemming. Helaas is door het ontbreken van de anamnese en status mentalis onderzoek in het expertise verslag van maart 2019 (in de versie die naar mij is toegestuurd) een goede vergelijking tussen de bevindingen niet mogelijk en is niet na te gaan of collega Berk niet alleen de ingrijpende gebeurtenissen heeft geïnventariseerd (zijn opsomming komt overeen met die van mij), maar ook heeft doorgevraagd naar wat die gebeurtenissen voor betrokkene hebben betekent en hoe ze hierop heeft gereageerd en of er sprake is geweest van de alarmreactie.
Verder leert de ervaring dat bij een tweede (of een later) gesprek de fobische/angstige onderzochte sneller het bezwaar laat varen om meer over de gebeurtenissen – en met name over haar reactie erop- te vertellen. De vraag is dus of collega Berk voldoende heeft doorgevraagd en zo niet, dan is het aannemelijk dat betrokkene beter in staat is geweest om haar vermijding en façade (zich beter voordoen) in stand te houden.
(…)
DSM 5 Classificatie
300.29 Specifieke fobie, situationeel;
300.28 Aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming.
Beantwoording vraagstelling
Op grond van de gegevens van het vraaggesprek, de bevindingen van het psychiatrisch onderzoek en de ter inzage verkregen informatie meen ik de door u gestelde vragen als volgt te moeten beantwoorden:
1. Wat zijn uw bevindingen bij psychiatrisch onderzoek?
Antwoord:
Deze zijn uiteen gezet bij “Status mentalis”, “Samenvatting” en “Beschouwing”.
2. Wat is uw diagnose?
Antwoord:
Er is sprake van al jaren latent aanwezige specifieke fobie die bij blootstelling aan de vermeende en echte bedreigende situatie leidt tot een overmatige stress-/angstreactie. Deze gevoeligheid (van het stressresponssysteem) is het gevolg van en sequentiële traumatisering in de jeugd in samenhang met de naoorlogse situatie in Praag en de overbeschermende moeder die waarschijnlijk dezelfde vrees heeft gehad (familiaire factor).