ECLI:NL:RBAMS:2020:1631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
6908235 CV EXPL 18-10639
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Psychische belemmeringen bij uitvoering van werkzaamheden in crematorium; geschil tussen werknemer en werkgever over aanvaarding van nieuwe taken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], werkzaam bij PC Uitvaartlocaties B.V., en haar werkgever over de aanvaarding van nieuwe taken binnen haar functie als algemeen medewerker crematorium. [eiseres] heeft aangegeven dat zij door psychische belemmeringen niet in staat is om de nieuwe taken, die onder andere het aanraken van overledenen en het verzamelen van asresten na crematie omvatten, uit te voeren. De kantonrechter heeft in eerdere tussenvonnissen PC Uitvaartlocaties opgedragen bewijs te leveren dat [eiseres] geen psychische belemmeringen heeft om deze werkzaamheden te verrichten.

PC Uitvaartlocaties heeft rapporten overgelegd van Psyon, waaruit blijkt dat er geen psychiatrische stoornis is vastgesteld bij [eiseres]. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de psychische belemmeringen van [eiseres] reëel zijn en voortkomen uit traumatische ervaringen in haar verleden. De kantonrechter concludeert dat het niet redelijk is om van [eiseres] te verlangen dat zij de nieuwe taken aanvaardt, gezien haar psychische toestand. De kantonrechter heeft PC Uitvaartlocaties veroordeeld om [eiseres] in staat te stellen haar werkzaamheden, met uitzondering van de nieuwe taken, te blijven uitvoeren. Tevens is PC Uitvaartlocaties veroordeeld tot betaling van de kosten van de contra-expertise van DC Expertise Centrum en de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om rekening te houden met de psychische gesteldheid van werknemers bij het opleggen van nieuwe taken, vooral wanneer deze taken emotioneel belastend zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6908235 CV EXPL 18-10639
vonnis van: 30 januari 2020
fno.: 869

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
nader te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.C. Noordenbos,
t e g e n

PC Uitvaartlocaties B.V.

gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
nader te noemen: PC Uitvaartlocaties,
gemachtigde: mr. S.I. Witkamp.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 15 november 2018 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft, na rolbeschikking van 27 december 2018, PC Uitvaartlocaties op 4 april 2019 een akte uitlating tussenvonnis ingediend, waarbij tevens een rapportage van het Psyon, Samenwerkingsverband voor psychiatrische expertise en rapportage (hierna: Psyon), is overgelegd. [eiseres] heeft op 2 mei 2019 een antwoordakte ingediend, waarin zij gereageerd heeft op het door PC Uitvaartlocaties ter voldoening aan haar bewijsopdracht ingediende rapport van Psyon. Vervolgens is op 6 juni 2019 een rolbeschikking gewezen. In deze rolbeschikking heeft de kantonrechter aangegeven enerzijds dat PC Uitvaartlocaties ten onrechte, naast dat zij het rapport van Psyon heeft overgelegd, een inhoudelijke akte heeft ingediend en anderzijds dat [eiseres] zich ten onrechte niet heeft uitgelaten over het willen leveren van tegenbewijs. Vervolgens heeft [eiseres] op 4 juli 2019 een akte uitlating na tussenvonnis ingediend, waarin zij heeft aangegeven tegenbewijs te willen leveren en daarvoor uitstel verzocht. Bij rolbeschikking van 18 juli 2019 is [eiseres] opgedragen zodanige instructies te geven dat het rapport uiterlijk binnen 10 weken kan worden ingediend. Daarna heeft [eiseres] bij akte uitlating tussenvonnis een rapportage van DC Expertise Centrum overgelegd en tevens verzocht om PC Uitvaartlocaties te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder de volledige kosten van de contra-expertise van DC Expertise Centrum. Daarop heeft PC Uitvaartlocaties bij akte uitlating van 31 oktober 2019 gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

De verdere beoordeling

1.
Bij tussenvonnis van 15 november 2018 is aan PC Uitvaartlocaties een bewijsopdracht gegeven. Daarover is in rov. 3.8 het volgende overwogen:
“3.8
[eiseres] heeft daarnaast vanaf het eerste moment dat zij geïnformeerd werd over de nieuwe taken aangegeven dat het uitvoeren van de werkzaamheden ten aanzien van het opbaren, het verzorgen van rouwdiensten en het uitvoeren van het crematieproces, waaronder het bedienen van de crematieoven, mentaal voor haar een te zware belasting is. Zij heeft aangegeven dat zij het aanraken en het verzamelen van de resten van overledenen niet kan verdragen en dat zij daar een grote afkeer van heeft, alsmede dat begeleiding, hoe intensief ook, dit niet zal veranderen.
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. Vooropgesteld wordt dat het omgaan met de dood, overledenen en menselijke resten emotioneel belastend kan zijn. Daarbij werkt [eiseres] weliswaar al 34 jaar bij het crematorium, doch als onbetwist staat vast dat zij de gewraakte werkzaamheden niet eerder heeft verricht. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat zij een onoverkomelijke psychische belemmering voelt om in aanraking te komen met overledenen en hun resten na crematie. PC Uitvaartlocaties stelt daar tegenover dat er op grond van het feit dat [eiseres] al 34 jaar lang werkzaam is in de uitvaartbranche, vanuit gegaan mag worden dat [eiseres] in ruim voldoende mate beschikt over de voor de functie van Algemeen Medewerker Crematorium vereiste vaardigheden en competenties. PC Uitvaartlocaties heeft echter in het geheel niet uitgelegd waar zij dit op baseert. Dit had voor de hand gelegen, juist omdat [eiseres] die handelingen in die 34 jaar niet heeft verricht. In dat verband is ook niet gebleken dat PC Uitvaartlocaties, nadat [eiseres] zo uitdrukkelijk had aangegeven dat zij de desbetreffende werkzaamheden niet aankan, op enigerlei wijze onderzoek heeft laten doen naar de vraag of er sprake is van een serieuze psychische belemmering bij [eiseres] om de nieuwe taken uit te voeren. Evenmin heeft PC Uitvaartlocaties onderbouwd welke aanvullende begeleiding zij [eiseres] wilde bieden en in hoeverre hiermee eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen. Dit had wel op haar weg gelegen.
Het is aan PC Uitvaartlocaties, die stelt dat sprake is van een passende functie waarvan acceptatie door [eiseres] gevergd kan worden, om te bewijzen dat dit het geval is. Het feit dat de bezwaren van [eiseres] (vooralsnog) niet met medische gegevens zijn onderbouwd maakt dit niet anders, temeer nu gezien de aard van de nieuwe werkzaamheden aannemelijk is te achten dat deze voor bepaalde mensen een te grote barrière kunnen vormen. De bewijsopdracht komt er in feite op neer dat PC Uitvaartlocaties dient te bewijzen dat er bij [eiseres] geen psychische belemmering is om overledenen aan te raken, de menselijke asresten te verzamelen na het crematieproces en de overige de werkzaamheden te verrichten die zijn aangegeven op de “Checklist Rouwdienst/UC medewerker” (waaruit hierboven in rov. 1.13 wordt geciteerd). (…).”
2.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft PC Uitvaartlocaties bij brief van 10 januari 2019 aan Psyon verzocht om een onderzoek te doen. In deze brief staat onder meer het volgende:
“ (…) De werkzaamheden worden afwisselend aan mevrouw [eiseres] en haar collega’s toebedeeld. Deze roulatie heeft tot gevolg dat de nieuwe werkzaamheden slechts een beperkt deel van de arbeidstijd – ongeveer twee keer per maand ovenwerkzaamheden en ongeveer twee keer per maand uitvaart gebonden werkzaamheden (rouwbezoeken) – van mevrouw [eiseres] in beslag zal nemen.
(…)
PC Uitvaart verzoekt u een onderzoek te doen naar de mogelijkheden en beperkingen conform de criteria van het CBBS (Claim Beoordelings- en Borgingssysteem).
Indien er sprake is van beperkingen in Rubriek I en/of II (Persoonlijk en/of sociaal functioneren) dat graag onderbouwen middels een NPO (= Neuro Psychologisch Onderzoek) mét validatietesten.
Zijn er naar uw oordeel medisch inhoudelijke/onderbouwbare beperkingen t.a.v.:
1. het aanraken van overledenen, 2. het verzamelen van asresten na het crematieproces, 3. overige werkzaamheden te verrichten die op de checklist staan vermeld t.w. het checken van overledenen in de koelcel die in de nacht zijn binnengekomen, overledenen die er lagen te checken op conditie en overledenen klaar te zetten voor rouwbezoeken/plechtigheden. (…)”
3.
Psyon heeft dit onderzoek uitgevoerd en daarvan een rapport van 6 maart 2019 opgemaakt.
In dit rapport heeft drs. S. Berk, psychiater, onder meer het volgende verklaard:
“(…)
VRAAGSTELLING PSYCHIATRISCHE EXPERTISE
Vraag 1: Wat zijn uw diagnostische bevindingen? Is er sprake van een psychiatrische aandoening?
Vraag 2: Vindt u aanwijzingen voor functionele beperkingen voortkomend uit ziekte of gebrek (uitgaande van de FML rubriek I en II)? Acht u het aannemelijk dat bij betrokkene psychische klachten zullen toenemen of ontstaan wanneer zij werkzaamheden moet verrichten waarbij zij geconfronteerd wordt met overledenen (zie ook de genoemde werkzaamheden onder punt 1 t/m 3 in de aanvraag)
VRAAGSTELLING VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE BELASTBAARHEIDSONDERZOEK
Vraag 1: zou u de eventuele beperkingen willen weergeven in een kritische FML (rubriek 1,2 en 6)?
Vraag 2: Acht u betrokkene belastbaar wat betreft haar huidige functie met betrekking tot werken met overledenen (zie de genoemde werkzaamheden onder punt 1 t/m 3 in de aanvraag).
(…)
SAMENVATTING EN BESCHOUWING
(…) Betrokkene heeft zich niet arbeidsongeschikt gemeld maar ze acht zich niet in staat om haar nieuwe werkzaamheden te verrichten. Een en ander werd geluxeerd door traumatische ervaringen met de dood in combinatie met de nieuwe werkzaamheden die van haar verwacht worden. de huidige klachten bestaan hoofdzakelijk uit spannings- en angstklachten, sombere stemming, emotioneel zijn en hoofdpijn. In het verlengde daarvan ervaart betrokkene subjectieve beperkingen ten aanzien van het beroepsmatig functioneren, meer specifiek ten gevolge van het hebben van onvoldoende controle op haar emoties om werkzaamheden te verrichten waarbij zij overledenen moet aanraken en menselijke asresten moet verzamelen na het crematieproces. (…)
Als onderhoudende factoren voor de klachten lijken de volgende van belang:
 Andere psychosociale omgevingsfactoren. Op 9 jarige leeftijd heeft zij de partner van haar moeder gorgelend in de garage aangetroffen, hij is toen overleden. Zij heeft samen met haar moeder het lijk uit de auto getrokken. Een andere vriend van haar moeder heeft zich opgehangen. Verder is haar inwonende oma door betrokkene door aangetroffen in huis. Ze heeft deze ervaringen als traumatisch ervaren. Het is aannemelijk dat deze nare ervaringen met de dood onderhoudend zijn aan de klachten.
 Werkgebonden factoren. Sinds begin 2018 zijn haar werkzaamheden veranderd, er wordt van betrokkene verwacht dat ze ook ovenwerkzaamheden doet en contact heeft met de overledenen. Betrokkene acht zich niet in staat de nieuwe werkzaamheden uit te voeren. Er is hierdoor een conflict ontstaan tussen haar en haar werkgever. Dit conflict zorgt voor spanningen en zijn onderhoudend aan de klachten.
In diagnostische termen kom ik tot de volgende afweging. De klachten die betrokkene beschrijft zijn weinig specifiek en, op basis van de observaties als zodanig in combinatie met het algehele functioneren niet of nauwelijks objectiveerbaar. Een en ander geeft ook geen aanleiding om een – al dan niet ernstig – psychiatrisch ziektebeeld te veronderstellen. Van belang daarbij is bovendien dat negatieve emoties, zoals angst en spanningsklachten, in de regel pas als uiting van een stoornis beschouwd worden als deze naar aard en ernst niet passen bij de omstandigheden. Bij betrokkene lijkt dit alles niet het geval. De klachten imponeren dan ook vooral als een invoelbare reactie op de geschetste psychosociale stressoren. (…) in het huidige onderzoek wordt echter niet voldaan aan de diagnose PTTS. Betrokkene heeft eerder traumatische ervaringen meegemaakt. Echter het ontbreekt aan het kernsymptoom van intrusieve symptomen die samenhangen met het trauma, negatieve veranderingen in cognities en stemming gerelateerd aan het psychtrauma en duidelijke verandering in reactiviteit en arousal. Concluderend vind ik onvoldoende aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis. Beter kan gesproken worden van een werkgebonden probleem – binnen de DSM classificatie aangeduid middels een zgn. V-code-, waaraan de beschreven klachten secundair zijn.

DSM-5

V62.29 Andere problemen verband houdend met werk of werkloosheid

BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN

(…)
Antwoord 1:Mijn bevindingen, de onderhoudende factoren alsmede mijn diagnostische overwegingen vindt u uitgebreid beschreven onder de paragraaf Beschouwing. Daaronder vindt u alles nog eens samengevat in termen van DSM-classificatie.
(
)
Antwoord 2: Aangezien ik geen psychiatrische stoornis heb gediagnosticeerd, leidt dit ook niet tot beperkingen op mijn vakgebied. Het feit dat betrokkene niettemin subjectieve beperkingen ervaart ten aanzien van het verrichten van arbeid is dan ook eerder op te vatten als uiting van ziektegedrag of coping dan als uiting van een psychiatrische ziektebeeld (…)”
Bij dit rapport is als Bijlage 1 een verzekeringsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek gevoegd. Ter zake van dat, door J.M. Fokker, verzekeringsarts en bedrijfsarts, tevens medisch adviseur, uitgevoerde onderzoek staat in deze Bijlage onder meer het volgende:

Algemeen:
De bevindingen van de psychiatrische expertise onderzoek werden vertaald naar onderstaande verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de belastbaarheid.
Eventuele beperkingen die zouden voortkomen uit mogelijke somatische problematiek worden niet meegenomen in dit onderzoek.
Verzekeringsgeneeskundige overwegingen:
Er is geen sprake van een stoornis, dus ook niet van specifieke beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren.
(…)
Vraag 2:Acht u betrokkene belastbaar wat betreft haar huidige functie met betrekking tot werken met overleden (…)?
Antwoord 2:
Op basis van de bovenstaande bevindingen van de psychiater is mijn antwoord: ja.
Het is op zich wel aannemelijk dat zij klachten en beperkingen ervaart, als zij geconfronteerd wordt met overledenen, maar dit moet worden gezien als een begrijpelijke reactie als gevolg van eerdere nare ervaringen met de dood. De psychiater beschrijft echter dat deze door haar ervaren klachten en beperkingen niet voortkomen uit een stoornis, maar berusten op gedrag en niet adequate coping. (…)”
4.
[eiseres] heeft in het kader van het leveren van tegenbewijs een rapport van J.K. van der Veer, psychiater, werkzaam voor DC Expertise Centrum, van 27 augustus 2019 overgelegd. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)
Vraagstelling
Wat zijn uw bevindingen bij psychiatrisch onderzoek?
Wat is uw diagnose?
Kunnen de gewraakte werkzaamheden leiden tot (psychische) klachten bij betrokkene?
Kan betrokkene begeleid cq behandeld worden om deze door haar ervaren belemmeringen te overwinnen?

Verantwoording van het onderzoek

(…)
Met toestemming van betrokkene is het rapport van Psyon bij haar gemachtigde opgevraagd, deze is op 15-08-2019 ontvangen.
(…)
Samenvatting
(…)
De kwetsbaarheid (overgevoeligheid voor stress/gevaar) van het stressresponssysteem (zeker ingeval van sequentiële traumatisering) blijft gedurende het verdere leven min of meer aanwezig en kan in het onderhavige geval geduid worden als een persisterende vrees voor overledenen (en alles wat daarmee verband houdt, het zien, aanraken, verzorgen, bij elkaar vegen van overblijfselen, verpulveren van stukjes bot, etc.) Bij betrokkene blijkt dit ook uit de anamnese: ze reageerde met een heftige emotionele reactie bij het zien van beelden en het horen dat er menselijke resten werden verzameld bij de ramp van de MH17 en ook bij het zien van filmbeelden (opgestapelde lijken) van de tweede wereld oorlog. De mededeling van haar werkgever dat ze werkzaamheden in het crematorium
moetverrichten, waarbij zij wordt geconfronteerd met overledenen en de daarmee gemoeide werkzaamheden, hebben haar actieve op controle gerichte coping ondermijnt, leidend tot symptoomvorming (angst/paniek/depressie gerelateerde symptomen, anhedonie en slaapproblemen). Differentiaal diagnostisch kan gedacht worden aan een psychotrauma en stressor gerelateerde stoornis (zie verder bij “Beschouwing”).
(…)
Beschouwing
(….)
Psychotrauma- en stressor gerelateerde stoornis
(…)
Er is op dit moment sprake van een persisterende disproportionele gedragsmatige en emotionele reactie op een vermeende stresserende situatie die geduid kan worden als een persisterende aanpassingsstoornis met angst en sombere stemming.
(…)
Om verdere decompensatie naar een algemene angst of depressieve stoornis of een posttraumatische stressstoornis te voorkomen is het gewenst dat er op korte termijn duidelijkheid voor betrokkene komt over de vervolgstappen, Verder kan in overleg met de huisarts overwogen worden om betrokkene naar een angstpolikliniek en naar een gespecialiseerde fysiotherapeut (leren omgaan met fysieke spanningen) door te verwijzen. Het is voor betrokkene van belang dat ze gedurende de therapie (waarschijnlijk een half jaar tot een jaar) blijft werken zonder blootstelling aan overledenen en daarmee gemoeide werkzaamheden.
(…)
Verdere overwegingen
a. in tegenstelling tot psychiater Berk (zie haar rapport) kom ik wel tot de diagnose van een psychiatrische stoornis. Te weten een al jaren onderliggende specifieke fobie en op dit moment aanwezige persisterende aanpassingsstoornis met angst en sombere stemming. Helaas is door het ontbreken van de anamnese en status mentalis onderzoek in het expertise verslag van maart 2019 (in de versie die naar mij is toegestuurd) een goede vergelijking tussen de bevindingen niet mogelijk en is niet na te gaan of collega Berk niet alleen de ingrijpende gebeurtenissen heeft geïnventariseerd (zijn opsomming komt overeen met die van mij), maar ook heeft doorgevraagd naar wat die gebeurtenissen voor betrokkene hebben betekent en hoe ze hierop heeft gereageerd en of er sprake is geweest van de alarmreactie.
Verder leert de ervaring dat bij een tweede (of een later) gesprek de fobische/angstige onderzochte sneller het bezwaar laat varen om meer over de gebeurtenissen – en met name over haar reactie erop- te vertellen. De vraag is dus of collega Berk voldoende heeft doorgevraagd en zo niet, dan is het aannemelijk dat betrokkene beter in staat is geweest om haar vermijding en façade (zich beter voordoen) in stand te houden.
(…)
DSM 5 Classificatie
300.29 Specifieke fobie, situationeel;
300.28 Aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming.
Beantwoording vraagstelling
Op grond van de gegevens van het vraaggesprek, de bevindingen van het psychiatrisch onderzoek en de ter inzage verkregen informatie meen ik de door u gestelde vragen als volgt te moeten beantwoorden:
1. Wat zijn uw bevindingen bij psychiatrisch onderzoek?
Antwoord:
Deze zijn uiteen gezet bij “Status mentalis”, “Samenvatting” en “Beschouwing”.
2. Wat is uw diagnose?
Antwoord:
Er is sprake van al jaren latent aanwezige specifieke fobie die bij blootstelling aan de vermeende en echte bedreigende situatie leidt tot een overmatige stress-/angstreactie. Deze gevoeligheid (van het stressresponssysteem) is het gevolg van en sequentiële traumatisering in de jeugd in samenhang met de naoorlogse situatie in Praag en de overbeschermende moeder die waarschijnlijk dezelfde vrees heeft gehad (familiaire factor).
Volgens de DSM 5 Classificatie is er sprake van:
300.29 Specifieke fobie, situationeel;
309.28 Aanpassingsstoornis met gemengd angstige en sombere stemming.
3. Kunnen de gewraakte werkzaamheden leiden tot (psychische) klachten bij betrokkene?
Antwoord:
Het nieuws dat betrokkene deze aanvullende werkzaamheden moet doen hebben al geleid tot symptoomvorming en ontwikkeling van een stoornis. Zie verder mijn uiteenzetting bij “Samenvatting” en “Beschouwing”. Het antwoord op uw vraag is ja.
4. Kan betrokkene begeleid cq behandeld worden om deze door haar ervaren belemmeringen te overwinnen?
Antwoord:
Ja, zie mijn advies bij “Beschouwing”, paragraaf “Psychotrauma- en stressfactor gerelateerde stoornissen” en “Verdere overwegingen”.
(…)”
5.
PC Uitvaartlocaties heeft bij akte uitlating na tussen vonnis (feitelijk: conclusie na
(contra-)enquête) gesteld dat zij aan de bewijsopdracht heeft voldaan door het indienen van het rapport van Psyon, omdat daarin staat dat er bij [eiseres] geen psychische stoornis aanwezig is en dat zij daarom in staat moet worden geacht om overledenen aan te raken, asresten te verzamelen na het crematieproces en de overige opgedragen werkzaamheden te verrichten. PC Uitvaartlocaties stelt dat, voor zover DC Expertise Centrum wel vaststelt dat sprake is van een psychische aanpassingsstoornis met een onderliggende specifieke fobie, dat komt omdat [eiseres] DC Expertise Centrum onjuist of onvolledig heeft geïnformeerd. Zo is het niet juist dat [eiseres] nimmer in direct contact is geweest met overledenen. Zij diende bij het assisteren van de uitvaartleiders indien gevraagd een kist te openen of te sluiten. Ook had zij zicht op een overledene indien de kist niet gesloten was. Ook was zij als tweede medewerker aanwezig in de ovenruimte, terwijl een enkele keer het enkelbandje van een overledene gecontroleerd moest worden. Daarmee had [eiseres] jarenlang geen moeite. Ook heeft [eiseres] DC Expertise Centrum niet meegedeeld dat het crematieproces nagenoeg volledig is geautomatiseerd, waarbij er geen zicht is op de overledene. Na de crematie blijven er alleen as, kleine niet identificeerbare stukjes bot en eventuele metalen over. Zij hoeft ook geen menselijke resten aan te raken: voor het leegruimen van de oven zijn hulpmiddelen aanwezig. Niet uit te sluiten is dat DC Expertise Centrum anders geconcludeerd zou hebben als bekend was dat [eiseres] wel met menselijke resten in aanraking is geweest en dat het direct contact met menselijke resten tot een minimum is beperkt. Voorts baseert DC Expertise Centrum zich uitsluitend op de eigen verklaringen van [eiseres] , die niet kunnen worden geverifieerd. Er is geen ondersteunend bewijs voor handen. Dus kan uit het rapport van DC Expertise Centrum geen gedegen conclusie getrokken worden. Als de angst van [eiseres] voor dode lichamen zo diep zit is het onbegrijpelijk dat [eiseres] in een crematorium is gaan werken en daar al 34 jaar werkt, zonder dat zij er blijk van heeft gegeven dat zij moeite heeft om met overledenen te worden geconfronteerd. PC Uitvaartlocaties stelt voorts dat [eiseres] bij de door haar ingeschakelde psychiater van DC Expertise Centrum haar angsten heeft aangedikt en dat zij tegenstrijdig bij beide psychiaters heeft verklaard. Voorts trekt PC Uitvaartlocaties de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is verricht in twijfel. Tevens betwist PC Uitvaartlocaties de constatering van DC Expertise Centrum dat de psychiater van Psyon niet voldoende heeft doorgevraagd. Daarom kan uit het rapport van DC Expertise Centrum niet worden geconcludeerd dat [eiseres] psychisch niet in staat is om alle taken van algemeen medewerker crematorium uit te voeren. Indien de beide onderzoeksrapporten leiden tot tegenstrijdige conclusies, dient de kantonrechter een onafhankelijke derde deskundige aan te wijzen. PC Uitvaartlocaties is nog immer bereid om [eiseres] naast de inwerkperiode van zes maanden specialistische begeleiding aan te bieden.
6.
[eiseres] heeft bij akte uitlating van 2 mei 2019 (feitelijk conclusie na enquête) als volgt gereageerd op het door PC Uitvaartlocaties overgelegde rapport van Psyon. Zij stelt in de eerste plaats dat PC Uitvaartlocaties de opdracht niet op voldoende neutrale wijze heeft gegeven en op tendentieuze wijze weergegeven hoe de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling was. Voorts is de opdracht inhoudelijk niet goed gegeven, omdat deze is ingekaderd in een beoordeling of er sprake is van ziekte of gebrek, Het gaat er echter om dat de gewraakte werkzaamheden emotioneel belastend kunnen zijn en of er bij [eiseres] geen psychische belemmering is om overledenen aan te raken. Daaruit volgt volgens [eiseres] dus niet dat als er geen ziekte of gebrek is, er ook geen psychische belemmering is. [eiseres] trekt een parallel met de rechtspraak over situatieve arbeidsongeschiktheid: soms kan van een werknemer niet verwacht worden bepaalde werkzaamheden uit te voeren, ook al is er geen sprake van ziekte of gebrek, maar wel sprake van (dreiging van) psychische klachten. Dat Psyon de conclusie trekt dat er bij [eiseres] geen sprake is van ziekte of gebrek betekent dan ook geenszins dat er geen psychische belemmeringen kunnen zijn, op grond waarvan niet van [eiseres] gevergd kan worden dat zij de nieuwe taken accepteert. [eiseres] betwist uitdrukkelijk dat zij gedurende de 34 jaar dat zij bij PC Uitvaartlocaties heeft gewerkt ooit overledenen heeft aangeraakt. Uit het onderzoek van de psychiater en de verzekeringsarts van Psyon zelf blijkt ook dat de angst en spanningen bij [eiseres] reëel en serieus zijn, zodat - naast het door haar overgelegde rapport van DC Expertise Centrum - uit de door PC Uitvaartlocaties overgelegde rapportage voldoende duidelijk blijkt dat sprake is van psychische belemmeringen. Daarom kan van haar niet gevergd worden dat zij de gewraakte werkzaamheden uitvoert. Tenslotte stelt [eiseres] dat er naast haarzelf ook 18 andere medewerkers zijn die niet alle taken van algemeen medewerker uitvoeren.
7.
De kantonrechter overweegt het volgende. Zoals reeds in het eerder genoemde tussenvonnis is overwogen, moet de vraag beantwoord worden of van [eiseres] in redelijkheid gevergd kan worden dat zij de nieuwe taken accepteert. In dit tussenvonnis is PC Uitvaartlocaties opgedragen daarvan bewijs te leveren, welke bewijsopdracht feitelijk erop neerkomt dat zij dient te bewijzen dat er bij [eiseres] geen psychische belemmering is om overledenen aan te raken, de menselijke asresten te verzamelen na het crematieproces en de overige de werkzaamheden te verrichten die zijn aangegeven op de “Checklist Rouwdienst/UC medewerker” (waaruit in voornoemd tussenvonnis in rov. 1.13 wordt geciteerd).
8.
PC Uitvaartlocaties heeft zich op het standpunt gesteld dat zij door het overleggen van het rapport van Psyon erin is geslaagd het opgedragen bewijs te leveren, doch dit standpunt volgt de kantonrechter niet op grond van het volgende.
In het tussenvonnis van 15 november 2018 is in rov. 3.4 overwogen dat de vraag of van [eiseres] in redelijkheid gevergd kan worden dat zij de nieuwe taken accepteert beantwoord moet worden aan de hand van de algemene beginselen van goed werkgevers- en werknemerschap, die meebrengen dat een werknemer een voorstel tot wijziging niet kan weigeren, indien drie vragen bevestigend zijn beantwoord. De eerste twee vragen zijn in rov. 3.5 en 3.6 van voornoemd tussenvonnis bevestigend beantwoord, waardoor thans aan de orde is de beantwoording van de derde vraag: kan aanvaarding van het voorstel in redelijkheid van deze werkneemster, [eiseres] , gevergd worden?
9.
Voor zover PC Uitvaartlocaties stelt dat deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden, omdat de psychiater van Psyon geen psychiatrische stoornis bij [eiseres] heeft vastgesteld, is dat een onjuiste conclusie. Bij de beantwoording van deze vraag gaat het er immers om of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden (HR 11 juli 2008, NJ 2011, 185 (Stoof/Mammoet)). Daarbij wegen
alleomstandigheden mee, en is de redelijkheidstoets niet beperkt tot de vraag of sprake is van een psychiatrische stoornis, dan wel of [eiseres] arbeidsongeschikt te achten is. In het tussenvonnis is in rov. 3.8 uitdrukkelijk overwogen dat gezien de aard van de nieuwe werkzaamheden aannemelijk is te achten dat deze voor bepaalde mensen een te grote barrière kunnen vormen en dat PC Uitvaarlocaties daarom diende te bewijzen dat er bij [eiseres] geen psychische belemmering is om de nieuwe werkzaamheden uit te voeren. Het begrip “psychische belemmering” is een ruimer begrip dan een psychiatrische stoornis als bedoeld in de door psychiaters gehanteerde DSM-classificatie.
10.
De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat psychiater Berk van Psyon weliswaar geen psychiatrische stoornis bij [eiseres] vaststelt, doch dat in dit rapport wel valt te lezen dat er bij [eiseres] psychische belemmeringen zijn om de nieuwe taken uit te voeren. Dit volgt bijvoorbeeld uit de volgende waarnemingen (zie ook hierboven in rov. 3) :
“(…) Betrokkene heeft zich niet arbeidsongeschikt gemeld maar ze acht zich niet in staat om haar nieuwe werkzaamheden te verrichten. Een en ander werd geluxeerd door traumatische ervaringen met de dood in combinatie met de nieuwe werkzaamheden die van haar verwacht worden. de huidige klachten bestaan hoofdzakelijk uit spannings- en angstklachten, sombere stemming, emotioneel zijn en hoofdpijn. In het verlengde daarvan ervaart betrokkene subjectieve beperkingen ten aanzien van het beroepsmatig functioneren, meer specifiek ten gevolge van het hebben van onvoldoende controle op haar emoties om werkzaamheden te verrichten waarbij zij overledenen moet aanraken en menselijke asresten moet verzamelen na het crematieproces. (…)
Als onderhoudende factoren voor de klachten lijken de volgende van belang:
 Andere psychosociale omgevingsfactoren. Op 9 jarige leeftijd heeft zij de partner van haar moeder gorgelend in de garage aangetroffen, hij is toen overleden. Zij heeft samen met haar moeder het lijk uit de auto getrokken. Een andere vriend van haar moeder heeft zich opgehangen. Verder is haar inwonende oma door betrokkene door aangetroffen in huis. Ze heeft deze ervaringen als traumatisch ervaren. Het is aannemelijk dat deze nare ervaringen met de dood onderhoudend zijn aan de klachten.
 Werkgebonden factoren. Sinds begin 2018 zijn haar werkzaamheden veranderd, er wordt van betrokkene verwacht dat ze ook ovenwerkzaamheden doet en contact heeft met de overledenen. Betrokkene acht zich niet in staat de nieuwe werkzaamheden uit te voeren. Er is hierdoor een conflict ontstaan tussen haar en haar werkgever. Dit conflict zorgt voor spanningen en zijn onderhoudend aan de klachten.
(…) De klachten imponeren dan ook vooral als een invoelbare reactie op de geschetste psychosociale stressoren. (…) in het huidige onderzoek wordt echter niet voldaan aan de diagnose PTTS. Betrokkene heeft eerder traumatische ervaringen meegemaakt.
(…)
Concluderend vind ik onvoldoende aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis. Beter kan gesproken worden van een werkgebonden probleem – binnen de DSM classificatie aangeduid middels een zgn. V-code-, waaraan de beschreven klachten secundair zijn.
(…)
Antwoord 2: Aangezien ik geen psychiatrische stoornis heb gediagnosticeerd, leidt dit ook niet tot beperkingen op mijn vakgebied. Het feit dat betrokkene niettemin subjectieve beperkingen ervaart ten aanzien van het verrichten van arbeid is dan ook eerder op te vatten als uiting van ziektegedrag of coping dan als uiting van een psychiatrische ziektebeeld.
Ook uit hetgeen de verzekeringsgeneeskundige van Psyon heeft verklaard volgt dit:
“(…) Het is op zich wel aannemelijk dat zij klachten en beperkingen ervaart, als zij geconfronteerd wordt met overledenen, maar dit moet worden gezien als een begrijpelijke reactie als gevolg van eerdere nare ervaringen met de dood. De psychiater beschrijft echter dat deze door haar ervaren klachten en beperkingen niet voortkomen uit een stoornis, maar berusten op gedrag en niet adequate coping. (…)”
Uit deze waarnemingen volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de door PC Uitvaartlocaties zelf ingeschakelde psychiater en verzekeringsgeneeskundige concluderen dat [eiseres] subjectieve beperkingen ervaart die zijn terug te voeren op door haar als traumatisch ervaren gebeurtenissen in het verleden, terwijl het daardoor met PC Uitvaartlocatie ontstane conflict de klachten versterkt en in stand houdt. Deze bevindingen worden bevestigd door de door [eiseres] ingeschakelde psychiater van DC Expertise Centrum, die bovendien wel een psychiatrische stoornis in DSM-termen aanwezig acht. In die zin is er dus niet, zoals PC Uitvaartlocaties stelt, sprake van twee tegenstrijdige oordelen, op grond waar van een derde deskundige zou moeten worden aangewezen.
11.
De omschrijving van de belemmering bij [eiseres] , de oorzaken daarvan en de daaruit voortkomende klachten bevestigen naar het oordeel van de kantonrechter dat niet aan de orde is dat [eiseres] de werkzaamheden niet wil uitvoeren, maar dat ze dat niet kan. Op grond daarvan merkt de kantonrechter de geconstateerde subjectieve beperkingen aan als psychische belemmeringen die er in redelijkheid aan in de weg staan dat sprake is van een passende functie, althans dat van [eiseres] gevergd kan worden dat zij de nieuwe taken uitvoert.
12.
Nu beide psychiaters psychische belemmeringen bij [eiseres] vaststellen is niet meer aan de orde dat, zoals PC Uitvaartlocaties stelt, het oordeel van de psychiater Van der Veer van DCE Expertise Centrum gebaseerd is op onjuiste informatie, omdat [eiseres] niet zou hebben gemeld dat zij in haar huidige functie ook contact met overledenen heeft en dat het crematieproces thans geautomatiseerd verloopt. Daarnaast: afgezien van het feit dat [eiseres] dit uitdrukkelijk ontkent, is ook al in het tussenvonnis van 15 november 2019 vastgesteld dat er vier nieuwe taken zijn toegevoegd aan het takenpakket van [eiseres] en dat zij die nieuwe taken thans niet uitvoert. Evenmin is nog aan de orde of [eiseres] haar klachten bij psychiater Van der Veer zou hebben aangedikt of dat zij tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd.
Dat de deskundige van [eiseres] alleen op de uitlatingen van [eiseres] af is gegaan en er geen ander bewijs van de psychische belemmering zou zijn, doet evenmin aan het hiervoor overwogene af: afgezien van het feit dat ook de door PC Uitvaartlocaties aangedragen deskundige dat doet, is dit is inherent aan het onderzoek naar de psychische belemmeringen van die persoon. Evenmin ziet de kantonrechter aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek door DCE Expertisecentrum onzorgvuldig zou zijn.
13.
PC Uitvaartlocaties heeft tenslotte nog gesteld dat een contra-indicatie voor het aannemen dat er psychische belemmeringen zijn om de nieuwe taken uit te voeren, bestaat uit het feit dat [eiseres] al 34 jaar bij een crematorium werkt zonder dat zij ooit heeft laten merken dat zij er moeite mee had om in aanraking te komen met overledenen. Ook in dat standpunt kan de kantonrechter PC Uitvaartlocaties niet volgen: het uitvoeren van werkzaamheden in het crematorium die neerkomen op het ontvangen van de gasten, het plannen en verzorgen van de uitvaart en de catering iets anders is dan het direct fysiek in contact komen met overledenen en menselijke asresten.
14.
Rest nog de vraag of aangenomen mag worden dat de vastgestelde psychische belemmeringen kunnen worden weggenomen met aanvullende begeleiding. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende vast komen te staan. In het rapport van de psychiater Berk wordt daarover niet gerept. De psychiater Van der Veer stelt wel voor dat [eiseres] wordt doorverwezen naar een angstpolikliniek en naar een gespecialiseerde fysiotherapeut, doch doet dat voorstel niet zozeer om de belemmering op te heffen, doch om verdere decompensatie naar een algemene angst of depressieve stoornis of een posttraumatische stressstoornis te voorkomen.
Conclusie
15.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat van de in voornoemd tussenvonnis in rov. 3.4 genoemde vragen de derde vraag, te weten de vraag of van deze werkneemster, [eiseres] , in redelijkheid gevergd kan worden dat zij de nieuwe taken gaat uitvoeren, niet bevestigend wordt beantwoord. Dat betekent dat de functie van algemeen medewerker crematorium, voor zover die mede de gewraakte nieuwe taken omvat, niet passend is voor [eiseres] en dat op grond daarvan de door [eiseres] in de dagvaarding sub I gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is.
Met betrekking tot het onder II gevorderde overweegt de kantonrechter het volgende. [eiseres] vordert, afhankelijk van de vraag of de functie van medewerker keuken/aula’s/wachtruimte is vervallen, primair een verklaring voor recht dat zij die functie mag blijven uitvoeren en subsidiair, indien deze functie is vervallen, dat PC Uitvaartlocaties haar een beëindigingsvoorstel doet. PC Uitvaartlocaties heeft zich in haar conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat de functie van medewerker keuken/aula’s/wacht-ruimte zich geleidelijk ontwikkeld heeft tot de functie van algemeen medewerker crematorium. Van het vervallen van de functie van medewerker keuken/aula’s/wachtruimte zou derhalve geen sprake zijn.
De kantonrechter is van oordeel dat het voor de beoordeling van hetgeen partijen thans verdeeld houdt niet van belang is hoe de functie die [eiseres] tot op heden uitoefent genoemd wordt, doch dat het gaat om de tot nu toe uitgeoefende taken en de vraag of [eiseres] de nieuwe, daaraan toegevoegde taken in redelijkheid dient te accepteren. De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiseres] onder II primair dan ook dat zij bedoelt te vorderen dat voor recht verklaard wordt dat PC Uitvaartlocaties [eiseres] in staat stelt om de werkzaamheden van algemeen medewerker crematorium, uitgezonderd de nieuwe werkzaamheden als genoemd in rov 1.6 van het tussenvonnis van 15 november 2018 (nader omschreven in rov. 3.8, laatste alinea), te blijven uitvoeren met alle taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is deze vordering, alsmede de gevorderde dwangsom toewijsbaar, zij het dat aan de dwangsom een maximum van € 50.000,00 zal worden verbonden. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de kantonrechter deze vordering temeer toewijsbaar acht, nu PC Uitvaartlocaties zelf uitdrukkelijk in haar brief van 10 januari 2019 aan Psyon heeft aangegeven dat de nieuwe werkzaamheden slechts een zeer beperkt deel van de arbeidstijd in beslag nemen. Gelet daarop kan, tegen de achtergrond van de geconstateerde psychische belemmering bij [eiseres] , in redelijkheid van PC Uitvaartlocaties verwacht worden dat zij die werkzaamheden over de andere collega’s verdeelt. Aan het subsidiair gevorderde wordt derhalve niet meer toegekomen.
16.
PC Uitvaartlocaties zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
[eiseres] heeft bij akte van 3 oktober 2019 de kantonrechter verzocht om PC Uitvaartlocaties in het kader van de proceskostenveroordeling tevens te veroordelen tot betaling van de kosten van de contra-expertise van DC Expertise Centrum. Dit verzoek/deze vordering kan echter niet op deze wijze worden ingewilligd/toegewezen, omdat alleen de kosten van een door de rechter benoemde deskundige in aanmerking komen om begrepen te worden in de proceskostenveroordeling. Dit verzoek zal echter worden opgevat als een vordering tot vergoeding van de door [eiseres] in het kader van deze procedure geleden schade. Nu PC Uitvaartlocaties de door [eiseres] genoemde kosten, onderbouwd met de als productie 24 overgelegde factuur, niet heeft betwist, zal PC Uitvaartlocaties worden veroordeeld tot het aan [eiseres] betalen van deze kosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [eiseres] niet verplicht is de door PC Uitvaartlocaties aangeboden functie van algemeen medewerker crematorium te aanvaarden en in het bijzonder dat zij niet verplicht is de werkzaamheden ter zake het opbaren, de rouwdiensten en het crematieproces te aanvaarden;
verklaart voor recht dat PC Uitvaartlocaties [eiseres] in staat moet stellen om de werkzaamheden van algemeen medewerker crematorium, uitgezonderd de nieuwe werkzaamheden als genoemd in rov 1.6 van het tussenvonnis van 15 november 2018, te blijven uitvoeren met alle taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat PC Uitvaartlocaties daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt PC Uitvaartlocaties tot betaling aan [eiseres] van € 2.541,00 ter zake van de kosten van DC Expertise Centrum conform de factuur van 29 augustus 2019;
veroordeelt PC Uitvaartlocaties in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 98,01
salaris € 1.400,00
griffierecht € 79,00
-----------------
totaal € 1577,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt PC Uitvaartlocaties in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat PC Uitvaartlocaties niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.