De Rechtbank Amsterdam heeft op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/225052-18, waarin de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde werd beoordeeld. De ISD-maatregel was eerder opgelegd op 5 juni 2019 voor de duur van twee jaar. Tijdens de tussentijdse toetsing op 23 januari 2020 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een deskundige gehoord. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een verblijfsplan en een uittreksel Justitiële Documentatie. De deskundige adviseerde om de ISD-maatregel voort te zetten, omdat de verslavingsbehandeling nog moest beginnen en er aandacht moest zijn voor copingvaardigheden en emotieregulatie. De officier van justitie steunde dit advies, terwijl de raadsman pleitte voor beëindiging van de maatregel, stellende dat de veroordeelde zelfstandig was gestopt met drugsgebruik en dat er huisvesting en werk beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk was om de onderliggende problematiek aan te pakken en om recidive te voorkomen. De rechtbank besloot de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met als doel de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.