ECLI:NL:RBAMS:2020:1600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
13/684300-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel na tussentijdse toetsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2020 een beschikking gegeven over de voortzetting van de ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De ISD-maatregel, die oorspronkelijk op 1 november 2017 was opgelegd, liep tot 16 februari 2020. De rechtbank heeft de noodzaak van voortzetting van deze maatregel beoordeeld op basis van verschillende rapportages en de verklaringen van betrokkenen tijdens de zitting. De deskundige, programmamanager ISD, heeft aangegeven dat de veroordeelde het einde van zijn ISD-traject nadert en dat er geen zicht is op een begeleid wonen-plaatsing. De veroordeelde heeft zelf ook aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in de ISD-inrichting en dat hij bij zijn zus kan verblijven. De officier van justitie heeft gepleit voor beëindiging van de maatregel per 24 januari 2020, zodat de zus zich kan voorbereiden op de komst van de veroordeelde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de ISD-maatregel niet langer noodzakelijk is, gezien de positieve ontwikkeling van de veroordeelde en het feit dat de maatregel over drie weken eindigt. De rechtbank heeft daarom besloten de ISD-maatregel te beëindigen met ingang van 24 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684300-17 (tussentijdse toetsing ISD-maatregel)
BESCHIKKING
Op het verzoekschrift strekkende tot beoordeling van de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 1 november 2017 van de rechtbank Amsterdam opgelegde maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde] (hierna: veroordeelde),
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring ‘ [detentieplaats] .

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2017;
  • het verzoek tot tussentijdse beoordeling voortzetting tenuitvoerlegging ISD-maatregel ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2020 artikel 6:6:14 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering) van 6 november 2019, ingediend door de raadsman, mr. P.J. Stronks;
  • de rapportage ten behoeve van de tussentijdse toetsing ISD van het [detentieplaats] d.d. 16 januari 2020;
  • het voortgangsverslag BCM van [persoon 1] d.d. 19 november 2019; en
  • het voortgangsverslag van Reclassering Nederland d.d. 18 november 2019.
De rechtbank heeft op 23 januari 2020 de officier van justitie, mr. A. van de Venn, veroordeelde en zijn raadsman, mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam en kantoorgenoot en waarnemer van mr. P.J. Stronks, en de deskundige [persoon 2] , programmamanager ISD, ter zitting gehoord.

2.De beoordeling

Uit de bovenvermelde rapportages komt naar voren dat veroordeelde het einde van zijn ISD-traject nadert. De maatregel loopt tot 16 februari 2020. Het advies is om de ISD-maatregel te laten voortduren. Er is nog geen zicht op een begeleid wonen-plaatsing. Waarschijnlijk lukt het niet veroordeelde nog voor het einde van het ISD-traject te plaatsen. Dat levert veroordeelde stress op. Veroordeelde heeft op zitting verklaard dat die stress ervoor heeft gezorgd dat er in november 2019 een incident (veroordeelde was verbaal agressief naar een personeelslid) plaatsvond. Voor het overige blijkt uit de stukken dat het goed is gegaan met veroordeelde. Veroordeelde heeft geen positieve uitslagen van urinecontroles gehad. Daarnaast heeft hij vrijheden opgebouwd en een aantal certificaten behaald.
Advies van de deskundige
Op de zitting van 23 januari 2020 heeft de deskundige [persoon 2] het volgende verklaard over het verloop van de ISD-maatregel. Over drie weken eindigt de aan veroordeelde opgelegde ISD-maatregel. Er is dus nog maar beperkt de tijd om veroordeelde te helpen bij het vinden van een woning. Via de GGD is het niet gelukt en vanuit de gemeente is niets beschikbaar gesteld. Vanuit de inrichting kan veroordeelde toegeleid worden naar plekken als een nachtopvang, basale crisisplekken. [persoon 2] heeft een casemanager opdracht gegeven om veroordeelde hier nog bij te helpen in de komende weken. Veroordeelde is zelf ook op zoek naar een woning. [persoon 2] vindt dat zij verplicht zijn om veroordeelde nog zo goed mogelijk te helpen, maar aan de andere kant gaat het nog om drie weken. Daarom vindt [persoon 2] niet langer verdedigbaar dat het noodzakelijk is dat de maatregel wordt voortgezet.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de ISD-maatregel per direct te beëindigen. Veroordeelde kan bij zijn zus terecht. Hij heeft geen vertrouwen meer in de ISD-inrichting. Hij heeft in zijn eentje meer bereikt dan de reclassering voor hem heeft kunnen doen. Er is geen noodzaak om de ISD-maatregel nog voort te zetten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ISD-maatregel per 24 januari 2020 zou moeten worden beëindigd. Op deze manier kan contact worden opgenomen met de zus van veroordeelde, zodat zij zich kan voorbereiden op zijn komst. De officier van justitie benadrukt dat zij veroordeelde zou aanraden om eventuele hulp vanuit de reclassering, ook na het einde van de maatregel, aan te pakken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de zitting stelt de rechtbank vast dat het te betreuren is voor veroordeelde dat het begeleid wonen-traject niet goed van de grond gekomen is en dat hij nog geen woonplek heeft kunnen krijgen. Omdat de ISD-maatregel over drie weken eindigt en veroordeelde het zo goed heeft gedaan gedurende het ISD-traject, terwijl de situatie zoals die nu is in feite voor meer spanning zorgt, vindt de rechtbank voortzetting van de ISD-maatregel niet langer zinvol. Het verdient de voorkeur dat veroordeelde bij zijn zus gaat verblijven en van daaruit op zoek gaat naar een woonplek en zo mogelijk ook een vorm van (ambulante) begeleiding. Voortzetting van de maatregel is niet meer noodzakelijk. Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.
3. Beslissing
De rechtbank
beëindigt de ISD-maatregel met ingang van 24 januari 2020.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2020