Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
bijgestaan door mr. P.R. Zelle (Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders).
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van [gedaagde] : [vennoot] , [naam 1] en [naam 2] met mr. Zelle.
Na verder debat is vonnis bepaald op 9 maart 2020.
2.De feiten
2.2. Bij dagvaarding van 7 juni 2019 heeft [gedaagde] een procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter van deze rechtbank. Gevorderd is onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] heeft daartoe gesteld dat [eiser] in strijd met de bepalingen uit de huurovereenkomst en het wettelijk vereiste van goed huurderschap de woning niet zelf gebruikt maar stelselmatig aan derden heeft onderverhuurd dan wel in gebruik heeft gegeven. [eiser] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.Het geschil
primair– schorsing van de executie van het vonnis van 31 januari 2020 totdat in hoger beroep zal zijn beslist en
subsidiair[eiser] een termijn van zes maanden (althans een in redelijkheid vast te stellen termijn) te gunnen voor de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.