ECLI:NL:RBAMS:2020:1535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
679053 / FA RK 20-392
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die op 2 januari 2020 door de burgemeester van Amsterdam was opgelegd aan verzoekster. Verzoekster, geboren in 1977 en verblijvende in een GGZ-instelling, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de crisismaatregel op goede gronden heeft genomen, gebaseerd op een medische verklaring van psychiater J.P.F.M. Kemperman, waarin werd aangegeven dat verzoekster op dat moment in een manisch psychotische toestand verkeerde en gevaarlijk gedrag vertoonde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2020 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de behandelend arts en medewerkers van de GGD. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aan de crisismaatregel ten grondslag liggende medische verklaring voldoende informatie bevatte om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wettelijke vereisten voor het horen van verzoekster zijn nageleefd, ondanks dat de advocaat van verzoekster niet over het hoorverslag beschikte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de crisismaatregel rechtmatig was opgelegd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D. van den Brink en schriftelijk uitgewerkt op 24 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 679053 / FA RK 20-392
Beroep tegen een crisismaatregel
Beschikking van 14 februari 2020naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
verblijvende te [ggz instelling] te Amsterdam ,
hierna: verzoekster,
advocaat: mr. R.M.G. Sussenbach.
en op het verzoek van verzoekster tot schadevergoeding op grond van artikel 10:12 Wvggz.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 januari 2020, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente Amsterdam op 2 januari 2020 jegens haar opgelegde crisismaatregel. Daarnaast heeft verzoekster verzocht om haar schadevergoeding toe te kennen.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de bestreden crisismaatregel d.d. 2 januari 2020;
- een episodejournaal;
- een afschrift van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2020, waarbij een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel werd verleend.
1.2.
De rechtbank heeft bij brief van 7 februari 2020 en separate oproep van dezelfde datum de gemeente Amsterdam opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Daarbij werd tevens verzocht de medische verklaring en het hoorverslag die aan de genomen crisismaatregel ten grondslag hebben gelegen in het geding te brengen.
Bij faxbericht van 11 februari 2020 heeft de gemeente Amsterdam de volgende stukken ingediend:
- de medische verklaring d.d. 2 januari 2020;
-het verslag van het verhoor van verzoekster op 2 januari 2020;
- een e-mailbericht van [medewerker GGD 1] , waarin wordt bevestigd dat mevrouw
[medewerkster GGD] , werkzaam voor de GGD, afdeling [afdeling] , gemachtigd was verzoekster te horen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020, op de locatie GGZInGeest, [ggz instelling] te Amsterdam .
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
-verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
-de heer R. Verduijn, huisadvocaat gemeente Amsterdam ;
- de heer D. van Leeuwen, behandelend arts;
- mevrouw [medewerker GGZ] , [functie] van GGZ InGeest;
- mevrouw E. Pans, jurist verbonden aan GGZ InGeest;
- de heer [medewerker GGD 2] en de heer [medewerker GGD 3] namens GGD Amsterdam .
Tevens was ter zitting aanwezig:
- mevrouw [begeleider] , begeleider.
1.5.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen
.

2.De feiten

2.1.
Op 2 januari 2020 om 17:37 heeft wethouder Moorman namens de burgermeester van de gemeente Amsterdam ten aanzien van verzoekster een crisismaatregel genomen op grond van artikel 7:1 van de Wvggz.
2.2.
In de medische verklaring van psychiater J.P.F.M. Kemperman, d.d. 2 januari 2020, is vermeld dat verzoekster op 2 januari 2020 om 13:30 onderzocht is.
2.3.
Uit het door de gemeente Amsterdam in het geding gebrachte hoorverslag blijkt dat verzoekster gehoord is. Het verslag is gedateerd op 2 januari 2020, hetgeen ook blijkt uit het door de advocaat van verzoekster in het geding gebrachte episodejournaal, waarin voornoemde handeling is vastgelegd.
2.4.
Bij beschikking van 8 januari 2020 heeft deze rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel toegewezen.

3.Beroep

3.1.
Verzoekster stelt beroep in tegen de verleende crisismaatregel en verzoekt daarnaast om een door de rechtbank te bepalen schadevergoeding, die tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van verzoekster nader gespecificeerd is op € 45,- voor iedere dag gedurende welke verzoekster onterecht opgenomen is geweest.
3.2.
Namens verzoekster wordt aangevoerd dat de aan de crisismaatregel ten grondslag liggende medische verklaring onvoldoende informatie heeft bevat om zich een goed oordeel te kunnen vormen over het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Zo is niet vermeld welke ambulante interventies voorafgaand aan de crisismaatregel hebben plaatsgevonden en evenmin is omschreven waarom de veiligheid van de ambulant begeleiders in het geding was. Verzoekster was niet agressief en politiemutaties ontbreken.
3.3.
Daarnaast blijft onduidelijk wie verzoekster voorafgaand aan de crisismaatregel -tot twee keer toe- heeft gehoord en of deze persoon daartoe bevoegd was. Evenmin is duidelijk hoe de burgermeester of wethouder voorafgaand aan het nemen van de crisismaatregel over het horen is geïnformeerd Daarbij is het hoorverslag niet in Khonraad beschikbaar, waardoor de advocaat van verzoekster hier geen kennis van heeft kunnen nemen.

4.Verweer

4.1.
Door de advocaat van de gemeente is verweer gevoerd. Tevens heeft de geneesheer-directeur van de accommodatie waar verzoekster verblijft haar zienswijze ten aanzien van het beroep gegeven. Daar zal, voor zover nodig, hieronder nader op ingegaan worden.
5. Beoordeling
ten aanzien van de medische verklaring
5.1.
De rechtbank volgt verzoekster niet in haar grief dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel in de medische verklaring zodanig onvoldoende is gespecificeerd, dat op basis daarvan in redelijkheid niet de bestreden crisismaatregel kon volgen. Uit de medische verklaring blijkt immers dat ten tijde van en voorafgaand aan het onderzoek sprake was van een manisch psychotische decompensatie. Het onderzoek had plaats in de separeerruimte, alwaar verzoekster onrustig en schreeuwend heen en weer lopend werd aangetroffen. Zij reageerde daarbij niet op herhaaldelijke verzoeken van de onderzoeker om in het kader van de veiligheid te blijven zitten. Er was blijkens de geneeskundige verklaring voorts sprake van een verstoorde impulscontrole en overzichtsverlies. Verzoekster was onder invloed van wanen die angst, wantrouwen en boosheid bij haar opriepen, waardoor zij door haar onjuiste overtuigingen impulsief handelde, hetgeen zorgde voor gevaarlijke gedragingen voor zichzelf en anderen. Tevens blijkt uit de medische verklaring dat verzoekster de laatste tijd ook fors is afgevallen. Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat op grond van de geneeskundige verklaring een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel kon worden aangenomen.
ten aanzien van het horen van verzoekster
5.2.
De advocaat van de gemeente Amsterdam heeft verweer gevoerd ten aanzien van de door verzoekster gestelde onduidelijkheid omtrent het horen en op welke wijze de bevindingen van dat verhoor werden teruggekoppeld. Hij stelt dat het horen in het kader van artikel 7:1 lid 3 aanhef en onder b Wvggz is gemandateerd aan [medewerker GGD 1] Amsterdam blijkens bijlage 4, cluster III onder 6 sub e van het Bevoegdhedenbesluit ambtelijke organisatie Amsterdam . Daarnaast blijkt uit het door de gemeente Amsterdam ingediende hoorverslag dat verzoekster daadwerkelijk is gehoord en wel door mevrouw [medewerkster GGD] van de GGD Amsterdam . Zij was blijkens het e-mailbericht d.d. 11 februari 2020 van de directeur van de GGD bevoegd om het horen te verrichten. In ditzelfde e-mailbericht stelt [medewerker GGD 1] dat een mandatering binnen de GGD in concept is en een lijst van personen die tot het horen bevoegd zijn en zijn aangewezen zo spoedig mogelijk zal worden gepubliceerd.
5.3.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het nemen van de crisismaatregel en het horen, dat de wet daar duidelijk over is. In artikel 7:1 lid 2 Wvggz wordt vermeld dat de burgermeester een wethouder mandaat kan verlenen voor het nemen van een crisismaatregel. Voorts bepaalt artikel 7:1 lid 3 aanhef en onder b Wvggz dat niet eerder een crisismaatregel genomen kan worden alvorens de burgemeester de betrokkene , zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
5.4.
Gelet op de onder rechtsoverweging 5.2. door gemeente gepresenteerde mandaatregeling, het verslag van het verhoor waaruit blijkt dat daadwerkelijk gehoord is en de informatie uit het
e-mailbericht van [medewerker GGD 1] is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten (artikel 7:1 lid 3 Wvggz) is voldaan. Daarbij komt nog dat een medewerker van de GGD ter zitting heeft uitgelegd dat het (Khonrad) systeem zo is ingericht dat een volgende stap niet gezet kan worden, voordat de daaraan voorafgaande stap is afgerond. In casu betekent dit dat de wethouder de crisismaatregel niet heeft kunnen nemen, alvorens zij op de hoogte was van het door de GGD in het systeem ingevoerde hoorverslag, waarmee tevens komt vast te staan dat sprake is geweest van een deugdelijke terugkoppeling van het horen van verzoekster.
5.5.
Aan verzoekster wordt toegegeven dat alle stukken beschikbaar dienen te zijn voor de verdediging. Dat de raadsman niet de beschikking heeft gehad over het hoorverslag is een tekortkoming, waaraan de rechtbank evenwel geen juridische gevolgen verbindt.
5.6.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester, dan wel de gemandateerde wethouder, de crisismaatregel op grond van artikel 7:1 Wvggz op goede gronden kon nemen en dat daarbij de wettelijke bepalingen in acht zijn genomen. Het beroep van verzoekster is daarom ongegrond.
ten aanzien van de schadevergoeding
5.7.
Nu het beroep tegen de crisismaatregel ongegrond is, is geen plaats voor het toekennen van schadevergoeding. Dat verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank beslist als volgt:

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 2 januari 2020 ongegrond;
wijst af het verzoek tot schadevergoeding.
Deze beschikking is op 14 februari 2020 mondeling gegeven door mr. D. van den Brink, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.M. Vos als griffier, en op 24 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.