ECLI:NL:RBAMS:2020:1523

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
13/728190-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapen, munitie en geluiddemper met gevangenisstraf als gevolg

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en een geluiddemper. De zaak kwam voort uit een incident op 19 november 2019, waarbij de verdachte een half geladen pistool, munitie en een geluiddemper in zijn bezit had. Tijdens de zitting op 20 februari 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.L.J. Swart. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen is, waarbij de verdachte geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving met zich meebrengt. De verdachte is eerder veroordeeld voor verboden wapenbezit, wat door de rechtbank als recidive is aangemerkt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de rechtbank de toepasselijke wettelijke voorschriften vermeld, waaronder artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728190-19 (Promis)
Datum uitspraak: 20 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres] ,
gedetineerd [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.L.J. Swart naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij op 19 november 2019 een (half geladen) pistool, munitie en een geluiddemper voorhanden heeft gehad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank leest het in de tweede regel van het onder B ten laste gelegde vermelde “18 mm” als “17 mm”, omdat van een kennelijke verschrijving sprake is. De verbetering van deze verschrijving schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen. Gezien het standpunt van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de als bijlage II aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 19 november 2019 te Amsterdam
A. een vuurwapen van categorie III, te weten een half geladen pistool (merk Zoraki, model M908, 9 x 17 mm) en
een patroonmagazijn (aangetroffen in voornoemd pistool) voorzien van munitie van categorie III, te weten één volmantel rondneus patroon (kaliber 9 x 17 mm), geschikt om te worden verschoten met het onder A genoemde vuurwapen en
munitie van categorie III, te weten 7 volmantel rondneus patronen (kaliber 9 x 17 mm) aangetroffen in een jaszak (1) en in een doosje (6), geschikt om te worden verschoten met het onder A genoemde vuurwapen en
een wapen van categorie I, te weten een geluiddemper (kaliber 9 mm) met een lengte van ongeveer 14,5 centimeter
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden in combinatie met een geldboete op te leggen. Volgens de raadsman dient verdachte te worden aangemerkt als ‘first offender’. De raadsman meent dat het feit waarvoor verdachte in het verleden is veroordeeld - het voorhanden hebben van een stroomstootwapen - niet zou moeten worden meegenomen bij de beoordeling of sprake is van recidive. De raadsman heeft dan ook verzocht om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen voorzien van een patroonmagazijn met munitie. Daarnaast heeft verdachte munitie die geschikt was om met voornoemd vuurwapen afgeschoten te worden voorhanden gehad. Het vuurwapen bevond zich binnen handbereik in een jaszak in de slaapkamer van verdachte en was half geladen, zodat het wapen met één simpele handeling, namelijk door het naar achteren heen en weer bewegen van de slede, schietklaar kon worden gemaakt. Naast het vuurwapen en de munitie is een geluiddemper in de slaapkamer van verdachte aangetroffen. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk, nu vuurwapens met daarbij behorende munitie veelal gebruikt worden bij het plegen van strafbare feiten. Het voorhanden hebben van dit soort goederen vormt dan ook een bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat tevens acht geslagen op het strafblad van verdachte van 21 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit. Dat dit, zoals verdachte en zijn raadsman stellen, een ander soort wapen betrof dan in de onderhavige zaak, betekent niet dat verdachte daarom nu als ‘first offender’ zou moeten worden aangemerkt. Immers, ook toen ging het om een wapen dat is strafbaar gesteld in de Wet wapens en munitie. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat wel degelijk sprake is van recidive. De rechtbank houdt hier dan ook in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij het Amsterdams oriëntatiepunt “vuurwapens en explosieven”. Hierin is als uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een pistool/revolver een gevangenisstraf van zes maanden opgenomen. Gelet op de strafverzwarende omstandigheden dat het vuurwapen half geladen was, er sprake is van recidive en er tevens een geluiddemper is aangetroffen, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en A.A. Fase, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E. Bouwhuis en V.R. Hofstee, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2020.
[…]
[…] Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt vast dat nu ten aanzien van het bewezen geachte feit sprake is van een bekennende verdachte en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, op grond van artikel 359, derde lid, Sv met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen kan worden volstaan.
1.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 20 februari 2020 heeft afgelegd.
2.
Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019197817 van 19 november 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-922, pagina ZD03 03 0060.
3.
Een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2019197817 van 25 augustus 2016 [1] , in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam] , doorgenummerde pagina’s ZD03 04 0020 tot en met ZD03 04 0026.

Voetnoten

1.Gelet op de inhoud van het proces-verbaal gaat de rechtbank ervan uit dat de datum 25 augustus 2016 abusievelijk is opgenomen.