ECLI:NL:RBAMS:2020:1511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
13/997046-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van heroïne en witwassen van contant geld

Op 5 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren van heroïne en witwassen van contant geld. De zaak kwam voort uit een opsporingsonderzoek dat begon op 2 september 2019, toen een container met 1.297 kilo heroïne in Engeland werd onderschept. Een monster van 6,58 gram heroïne werd teruggeplaatst in de container, die vervolgens naar Nederland werd vervoerd. De verdachte werd samen met medeverdachten aangehouden in een loods waar de container werd uitgeladen. Tijdens de aanhouding werden diverse verdovende middelen en een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen. De officieren van justitie vorderden bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij had geprobeerd iemand te bewegen tot voorbereidingshandelingen voor de invoer van heroïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte het medeplegen van de invoer van heroïne en het witwassen van €9.960,- bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en 6 maanden en het verbeurd verklaren van het geldbedrag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997046-19
Datum uitspraak: 5 maart 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 27 november 2019 en 20 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. B.C. Niks en J.F. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.A. Blok, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het invoeren van 6,58 gram heroïne in Nederland op 2 september 2019, al dan niet in vereniging gepleegd;
het treffen van voorbereidingshandelen die zien op de invoer van 1297 kilo heroïne in Nederland, al dan niet in vereniging gepleegd;
witwassen, door het voorhanden hebben van €12.460,- op 3 september 2019 te Rotterdam, al dan niet in vereniging gepleegd;
het aanwezig hebben van 7,14 gram heroïne op 3 september 2019 te Rotterdam, al dan niet in vereniging gepleegd;
het aanwezig hebben van 52,55 gram hash op 3 september 2019 te Rotterdam, al dan niet in vereniging gepleegd;
het in voorraad hebben van valse € 500,- biljetten op 3 september 2019 te Rotterdam, al dan niet in vereniging gepleegd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
Het opsporingsonderzoek 26Astoria is op 2 september 2019 gestart naar aanleiding van het bericht dat het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) ontving van de Dienst Landelijk Informatie Organisatie (DLIO), waaruit bleek dat er in de haven van [naam haven] (Groot-Brittannië) een container is onderschept die bestemd was voor Nederland ( [bedrijf] , Schiphol), met daarin 1.297 kilo heroïne verstopt in een deklading handdoeken. De lading heroïne is door de Britse autoriteiten vervangen door dummies en er is een monster van 6,58 gram heroïne teruggeplaatst in de container, die vervolgens doorgetransporteerd is naar Antwerpen, België. Vanaf Antwerpen is de container door een vrachtwagen, voorzien van kenteken [kentekennummer] en een oplegger met kenteken [kentekennummer] , Nederland ingevoerd, met als bestemming [bedrijf] te Bergschenhoek. Een observatieteam ziet dat medeverdachte [medeverdachte 1] , bestuurder van eerder genoemde vrachtwagen, spreekt met twee personen: medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , bestuurder van een Volkswagen Caddy, voorzien van kenteken [kentekennummer] . [medeverdachte 3] geeft aanwijzingen aan [medeverdachte 1] , waarna de vrachtwagen aan de achterkant van het terrein van [bedrijf] wordt geparkeerd. Gezien wordt dat verdachte met een Jumbo-tas het terrein komt opgelopen. Nadat er is begonnen met het uitladen van de container, wordt verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. In de loods van [bedrijf] wordt op de grond een opengesneden dummy-pakketje aangetroffen en een Jumbo-tas, met daarin handschoenen, tape, stanleymessen en containzegels, die na onderzoek nagemaakt blijken te zijn. Medeverdachte [medeverdachte 3] wordt gevolgd en even later aangehouden.
Onder verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] worden iPhones aangetroffen die waren voorzien van Sky Ecc encryptie software, die daags voor de aanhouding vermoedelijk tegelijkertijd zijn geactiveerd op dezelfde plaats (Den Haag). Daarna hebben zij op meerdere momenten verbinding gemaakt met dezelfde basisstations. Ook in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] werd een iPhone aangetroffen voorzien van Sky Ecc encryptiesoftware.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op het adres [adres] die op de aanhouding is gevolgd, werd in de slaapkamer van verdachte een contant geldbedrag aangetroffen ter hoogte van €9.960 in biljetten van € 10,- en €20,-. In de slaapkamer die voorheen van de moeder van verdachte is geweest wordt €2.500,- aan vals geld aangetroffen en hoeveelheden hash en heroïne.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 5.
Kortgezegd is ten aanzien van feiten 1 en 2 aangevoerd dat verdachte als medepleger kan worden beschouwd van de invoer van 6,58 gram heroïne en de voorbereidingshandelingen die zien op de invoer van 1297 kilo. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en niemand van de verdachten heeft slechts een bijdrage van ondersteunende aard geleverd. Verdachte komt aan bij de loods met een jumbotas in zijn hand, gevuld met vervalste transportzegels, stanleymessen, tape en handschoenen. Daarnaast is verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] op heterdaad aangehouden in de loods op het moment dat er al enkele pallets waren uitgeladen. Een opengesneden getaped (dummy)pakketje wordt op de grond aangetroffen en onder verdachte wordt een Sky ECC encryptie telefoon aangetroffen. Eén van de aangetroffen nagemaakte transportzegels had een identiek nummer aan de zegel waarmee de container waarin de heroïne in Engeland is aangetroffen was afgesloten. Met de nagemaakte zegel kon de container na het uitladen van de heroïne weer worden afgesloten voor verder transport. Dit alles duidt er (naar uiterlijke verschijningsvorm) op dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van heroïne in de container en opzet op het invoeren van heroïne.
Het onder 2 ten laste gelegde feit moet worden gezien als een cumulatieve-/alternatieve tenlastelegging. Niet alleen het ‘trachten te bewegen’ is ten laste gelegd, maar ook het eigen handelen.
Ten aanzien van feit 3 heeft het Openbaar Ministerie partiële vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde medeplegen en ten aanzien van een bedrag van €2.500,-, gelet op het feit dat dit vervalst geld betreft. Ten aanzien van de overige €9.960,- kan tot een bewezenverklaring van witwassen worden gekomen, nu verdachte niet over een legaal inkomen beschikt en het niet anders kan dan dat het geld een criminele herkomst heeft. De verklaring die verdachte heeft afgelegd ten aanzien van de herkomst van het geld is in een zeer laat stadium afgelegd. Deze verklaring is volgens het Openbaar Ministerie niet aannemelijk.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5, het aanwezig hebben van 7,14 gram heroïne en 52,55 gram hashish kan tot een bewezenverklaring worden gekomen. Verdachte kon hierover beschikken, nu de verdovende middelen zijn aangetroffen in de slaapkamer van de overleden moeder van verdachte, waartoe verdachte toegang had. De wetenschap van de aanwezigheid van deze middelen kan worden afgeleid uit de overige ten laste gelegde feiten, in samenhang bezien. Verdachte dient ten aanzien van deze feiten te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Het Openbaar Ministerie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 6 tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om het valse geld als onvervalst uit te geven.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft zij aangevoerd dat uit het dossier slechts volgt dat verdachte hoogstens twee minuten in de loods is geweest. De tijden die zijn genoemd door het observatieteam kunnen niet correct zijn, gelet op de omstandigheid dat verdachte om 12.06 uur bij de poort zou hebben gestaan, maar uit het proces-verbaal van aanhouding ook volgt dat hij op dat tijdstip in de loods is aangehouden. Niet kan worden gevastgesteld dat verdachte wetenschap had of had moeten hebben van de aanwezigheid van heroïne in de vrachtwagen en dat hij daarmee heroïne binnen het grondgebied van Nederland zou hebben gebracht. Meer dan dat verdachte met een tas met boodschappen naar de loods is gegaan, is niet gebleken. Verdachte heeft niets van doen gehad met diverse voorbereidingshandelingen die onder feit 2 ten laste zijn gelegd of dat hij bij het lossen van de vrachtwagen betrokken is geweest. Voor het geval de rechtbank het verweer ten aanzien van de tijdstippen niet volgt, heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van het arrestatieteam.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw verder aangevoerd dat de tenlastelegging is toegespitst op artikel 10a lid 1 sub 1 van de Opiumwet, namelijk “het trachten te bewegen van een ander” om tot de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen te komen. Het schrappen in de tenlastelegging om tot eigenstandige voorbereidingshandelingen te komen, zou een verlating van de grondslag van de tenlastelegging betekenen, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geld heeft geleend van een goede vriend om openstaande schulden af te betalen en in zijn levensonderhoud te voorzien. Dit is door overgelegde stukken onderbouwd. Dat verdachte pas in een laat stadium met een verklaring omtrent de herkomst van het geld is gekomen komt doordat het langere tijd niet goed met hem ging. Daarbij kan er nooit sprake zijn van witwassen van vals geld, waardoor verdachte in ieder geval voor een gedeelte van € 2.500,- dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt dat verdachte wetenschap had van de in de slaapkamer van zijn overleden moeder aangetroffen verdovende middelen. Verdachte kwam nooit in die kamer en de middelen zijn aangetroffen op plekken die aan het zicht zijn onttrokken.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde geldt ook dat dit is aangetroffen in de slaapkamer van de overleden moeder van verdachte, een plek waar hij nooit kwam. Verdachte heeft nooit van de aanwezigheid van de vervalste biljetten geweten, laat staan dat hij dit wilde uitgeven.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.1. Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 is ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte, al dan niet samen met anderen, heeft getracht iemand te bewegen tot de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. De rechtbank is het niet eens met de officieren van justitie ten aanzien van het punt dat er sprake is van een cumulatieve-/alternatieve tenlastelegging, waardoor het wegstrepen van het bestanddeel “een ander trachten te bewegen” geen problemen oplevert. Feit 2 op de tenlastelegging is naar het oordeel van de rechtbank enkel toegespitst op artikel 10a lid 1 sub 1 van de Opiumwet. Niet kan worden gesteld dat verdachte met zijn handelen of gedragingen een ander heeft getracht te bewegen tot één van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Het wegstrepen van dit bestanddeel zou betekenen dat de grondslag van de tenlastelegging wordt verlaten. Dit alles leidt ertoe dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.4.1.2. Vrijspraak van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 4 en 5 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Het enkele feit dat de verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning van verdachte, biedt onvoldoende grond voor het bewijs voor het opzettelijk aanwezig hebben van die verdovende middelen. Verdachte moet ook wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en hij heeft hierover moeten kunnen beschikken. Hiervoor is geen bewijs. Uit het dossier volgt dat zowel de hashish als de heroïne was verborgen in de slaapkamer van de overleden moeder van verdachte. De verdovende middelen zijn op verschillende plekken aangetroffen die aan het directe zicht waren onttrokken, zoals achter een schilderij, in een een kast en onder het bed.
4.4.1.3. Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 6 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte het oogmerk heeft gehad om deze valse biljetten uit te geven of dat hij überhaupt wetenschap had van de aanwegheid van deze biljetten, nu deze op de slaapkamer van zijn overleden moeder zijn aangetroffen.
4.4.2.
Bewijsoverwegingen
4.4.2.1. Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat door medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder van de vrachtwagen een hoeveelheid van 6,58 gram heroïne heeft ingevoerd. Vervolgens is er door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] begonnen met het uitladen van de vrachtwagen. In de loods was er naast hen niemand anders aanwezig, de motor van de vorkheftruck draaide en er lagen omgegooide pallets op de grond, alsmede een opgengesneden dummypakket. Verdachte is degene die in de Jumbotas diverse gereedschappen heeft meegenomen om de pakketten open te snijden en opnieuw te verpakken, maar ook om de container weer af te sluiten met een valse transportzegel met een nummer identiek aan het nummer van de originele zegel, waarmee de container aanvankelijk was afgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door het meenemen van de valse transportzegel om de container af te sluiten voor verder transport een actieve en belangrijke bijdrage geleverd aan de invoer van 6,58 gram heroïne.
De rechtbank gaat bij het bewijs uit van de tijdstippen die zijn genoemd door het observatieteam, waaruit volgt dat verdachte enkele minuten later dan 12.06 uur moet zijn aangehouden. Verdachte wordt de eerste keer om 11.31 uur op het terrein van [bedrijf] gezien met de Jumbo-tas en een tweede keer om 12.06 uur, zonder de Jumbo-tas. Gelet op de situatie in de loods op het moment van aanhouding, waarbij de Jumbo-tas op de grond wordt aangetroffen, kan het niet anders dan dat verdachte in de tussentijd in de loods is geweest en is begonnen met het uitladen van de lading. Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om het arrestatieteam te horen wordt afgewezen, nu de noodzaak hiertoe ontbreekt.
Hoewel er slechts een kleine hoeveelheid is ingevoerd, leidt de rechtbank uit het dossier af dat een veel grotere partij van 1.297 kilo heroïne ingevoerd had moeten worden. Deze partij is door de Britse autoriteiten onderschept, waarna er een monster van 6,58 gram is teruggeplaatst. Een dergelijk grote partij met een straatwaarde tussen de 25.000.000 en 50.000.000 Euro wordt niet toevertrouwd aan willekeurige personen. Daar komt bij dat verdachte beschikte over een telefoon voorzien van SKY Ecc encryptiesoftware, waarmee versleuteld gecommuniceerd kan worden. Het is algemeen bekend dat dit soort telefoons in het criminele circuit worden gebruikt om door middel van versleutelde berichten veilig met elkaar te kunnen communiceren. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen dat er daadwerkelijk berichtenverkeer is geweest met betrekking tot dit transport, heeft verdachte geen verklaring gegeven over de reden waarom hij een dergelijke telefoon in zijn bezit had. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze telefoon is gebruikt ten behoeve van het drugstransport, nu deze telefoon daags voor het transport is geactiveerd, gelijktijdig en op dezelfde plaats als eenzelfde soort telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte tevoren van het werkelijke inhoud van de lading op de hoogte was. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast dat de verdachte opzet heeft gehad op de invoer van de partij van 1.297 kilo heroïne in Nederland.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het medeplegen van de invoer van de ten laste gelegde hoeveelheid heroïne, waarbij de rechtbank zich baseert op het in de container teruggeplaatste monster. Uit het dossier volgt dat verdachte met anderen heeft samengewerkt bij de uitvoering van het drugstransport, waarbij zijn eigen bijdrage van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te spreken.
4.4.2.2. Het oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen, moet het zo zijn dat het op grond van vastgestelde omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan verdachte om dit witwasvermoeden te weerleggen aan de hand van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft het witwasvermoeden naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen weerleggen. Verdachte is in een zeer laat stadium - te weten een dag voor de zitting - met een verklaring gekomen. Verdachte zou het geld hebben geleend van [naam] , een goede vriend. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat verdachte zo’n groot geldbedrag leent om enkele, zoals gesteld, ‘kleine’ schulden bij familieleden af te lossen en daarnaast een groot contant geldbedrag onder zich houdt - enkel in biljetten van € 20,- en € 10,-, om de komende tijd in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar is. Verdachte heeft bijvoorbeeld geen namen willen noemen van de gestelde familieleden. De verklaring is bovendien in een zeer laat stadium afgelegd, terwijl verdachte eerder in de gelegenheid is geweest om een verklaring af te leggen. Het dossier biedt verder ook geen enkele steun voor deze verklaring. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag van € 9.960,-. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het geldbedrag van € 2.500,-, nu dit vals geld betreft.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 2 september 2019 te Bergschenhoek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 6,58 gram heroïne;
3.
op 3 september 2019 te Rotterdam, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij toen en daar, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 9.960,- euro (contant aangetroffen bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] ), voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren en 8 (acht) maanden, met aftrek van voorarrest en daarnaast voor feit 3 de verbeurdverklaring van €9.960,-, subsidiair een geldboete van €9.960,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 84 (vierentachtig) dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en de rechtbank dan ook verzocht geen straf of maatregel aan verdachte op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne. Hoewel er maar een kleine hoeveelheid is ingevoerd, volgt uit het dossier dat er een zeer grote partij heroïne, namelijk 1297 kilo, zoals onderschept in Engeland, ingevoerd had moeten worden. De rechtbank gaat bij de straftoemeting dan ook uit van de gehele partij heroïne. Een dergelijk grote partij brengt een enorme winstgevendheid met zich mee. Verdachte heeft gehandeld uit winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de nadelige gevolgen die handel in verdovende middelen met zich meebrengt. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers ervan kunnen opleveren en dat het gepaard gaat met overlast in de samenleving en andere vormen van ernstige criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 januari 2020. Hieruit volgt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bij het bepalen van de strafmaat is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en naar de straffen die door deze rechtbank in overeenkomstige zaken zijn toegepast. De oriëntatiepunten van de LOVS schrijven geen straffen voor die zien op dergelijk grote partijen. Deze reikt tot een hoeveelheid van twintig kilo of meer, waarvoor een gevangenisstraf tussen de zestig en tweeënzeventig maanden wordt voorgeschreven. De rechtbank acht in dit geval dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank ziet aanleiding om enigszins af te wijken van de straf die door de officieren van justitie is gevorderd, nu zij minder feiten bewezen achten. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes en een half jaar passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien feit 3 komen tot een verbeurdverklaring van € 9.960,- als bijkomende straf, zoals door de officieren van justitie gevorderd, nu dit geldbedrag aan de verdachte toebehoort of hij het in elk geval ten eigen bate kan aanwenden en met betrekking tot dit geld het bewezenverklaarde witwassen is begaan.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1.
Geld Euro (248 x € 20)
€ 4.960,-
LE077.01.02.001 [1]
2.
Geld Euro (100 x € 10; 200 x € 20)
€ 5.000,-
LE077.01.02.002 [2]
3.
5.00 STK Geld vals (5 x €500 vals euro biljetten)
LE077.02.01.001
4.
1.00 STK Zaktelefoon (Apple iPhone 6S type A1688)
AKSOS71.01
5.
1.00 STK Paspoort ( [paspoortnummer] , [verdachte] , vermist/gestolen)
LE077.01.01.001
6.
1. STK niet te definiëren goederen (wikkel met onbekende stof erin)
LE077.01.03.001
7.
1.00 BLO Drugs Hasj (blok met donkere vaste stof (Hasj)
LE077.02.02.001
8.
1.00 STK Poeder (lichtbruin korrelig poeder)
LE077.02.03.001
9.
1.00 STK Drugs (donker bruin hasj)
LE077.02.03.002
10.
1.00 STK Poeder (lichtbruin poeder)
LE077.02.03.003
11.
1.00 STK Poeder (donker poeder in emmer)
LE077.02.03.004
9.1.
Verbeurdverklaring
Naast de onder 1 en 2 genummerde geldbedragen, zoals eerder genoemd, zal ook het onder 4 genummerde voorwerp worden verbeurdverklaard. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is tot het begaan van het onder 1 bewezen geachte is bestemd.
9.2
Onttrekking aan het verkeer
De onder 3, 6, 7 8, 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu deze voorwerpen van van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
9.3.
Teruggave aan Gemeente
Het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het onder 5 genummerde paspoort op naam van verdachte, dient aan de uitgevende instantie, te weten de Gemeente Rotterdam, te worden teruggegeven, nu het paspoort als “vermist/gestolen” staat geregistreerd. Gelet op het feit dat deze registratie niet terug te draaien is, kan verdachte het paspoort niet meer gebruiken als identificatiemiddel. De Gemeente dient het paspoort te vernietigen om fraude en misbruik te voorkomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van feit 3:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte
voor feit 1tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) jaar en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurdvoor feit 3het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag (beslagnrs. 1 en 2, resp. LE077.01.02.001 en LE077.01.02.002) van €9.960,- (negenduizendnegenhonderdzestig euro).
Ten aanzien van het overige beslag:
Verklaart verbeurd:
4.
1.00 STK Zaktelefoon (Apple iPhone 6S type A1688)
AKSOS71.01
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
3.
5.00 STK Geld vals (5 x €500 vals euro biljetten)
LE077.02.01.001
6.
1. STK niet te definiëren goederen (wikkel met onbekende stof erin)
LE077.01.03.001
7.
1.00 BLO Drugs Hasj (blok met donkere vaste stof (Hasj)
LE077.02.02.001
8.
1.00 STK Poeder (lichtbruin korrelig poeder)
LE077.02.03.001
9.
1.00 STK Drugs (donker bruin hasj)
LE077.02.03.002
10.
1.00 STK Poeder (lichtbruin poeder)
LE077.02.03.003
11.
1.00 STK Poeder (donker poeder in emmer)
LE077.02.03.004
Gelast de
teruggave aan de Gemeente Rotterdamvan:
5.
1.00 STK Paspoort ( [paspoortnummer] , [verdachte] , vermist/gestolen).
LE077.01.01.001
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2020.
[(...)]
[(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
  • [(...)]
  • [(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
[(...)]
  • [(...)]
  • .

Voetnoten

1.Dit geldbedrag wordt verbeurdverklaard als bijkomende straf voor feit 3, zoals reeds in rubriek 8 is vermeld.
2.Dit geldbedrag wordt verbeurdverklaard als bijkomende straf voor feit 3, zoals reeds in rubriek 8 is vermeld.