ECLI:NL:RBAMS:2020:1502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
RK 19/5728 + 19/5729
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na ondergane verzekering en inkomstenderving

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1989 en werkzaam als Uber-chauffeur, had op 30 en 31 maart 2019 niet kunnen werken omdat hij in verzekering was gesteld. Hij verzocht om een schadevergoeding van € 105,- voor de schade door ondergane verzekering en € 550,- voor gederfde inkomsten. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 18 oktober 2019 ontvangen en het Openbaar Ministerie heeft op 30 januari 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare raadkamer op 12 februari 2020 zijn de verzoeker, zijn raadsman mr. G. Palanciyan, en de officier van justitie mr. P. van Laere gehoord.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 210,- voor de dagen die hij in verzekering had doorgebracht, en € 175,- voor gederfde inkomsten, gebaseerd op de gemiste omzet van € 250,- en € 300,- op respectievelijk 30 en 31 maart 2019. De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een vergoeding voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift, en kende hiervoor € 550,- toe. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/075444-19
RK: 19/5728 en 19/5729
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
wonende op het adres [adres 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. G. Palanciyan,
[adres 2] ,
verzoeker.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 18 oktober 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 30 januari 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 12 februari 2020 verzoeker, zijn raadsman en de officier van justitie, mr. P. van Laere, in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van:
  • € 105,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden;
  • € 550,- aan omzetverlies vanwege twee gemiste diensten als Über chauffeur. Verzoeker heeft op 30 maart 2019 een bedrag van € 250,- aan gederfde omzet geleden en op 31 maart 2019 een bedrag van € 300,- aan omzetverlies; dit zijn schattingen.
  • een vergoeding van € 550,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Verzoeker heeft uitdraaien bijgevoegd die zijn werkzaamheden onderbouwen bij Uber en zijn wekelijkse omzet. Ook heeft verzoeker in openbare raadkamer middels zijn mobiele telefoon aangetoond hoe veel ritten hij gemiddeld op de zaterdag en zondag maakt en wat zijn omzet op die dagen is.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker werkt meestal op de zaterdag en zondag en heeft op 30 en 31 maart 2019 niet kunnen werken, omdat hij in verzekering was gesteld. Daardoor heeft verzoeker ongeveer € 550,- aan omzetverlies geleden. Omzetverlies is echter niet hetzelfde als gederfd inkomen. De raadsman heeft verzocht om € 275,- voor gederfde inkomsten toe te kennen.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich niet te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding voor 2 dagen inverzekeringstelling en de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
De officier van justitie verzet zich wel tegen toekenning van de verzochte inkomstenderving. Misgelopen omzet is geen gederfde winst. Klager heeft deels bewijs aangeleverd. Op basis daarvan kan uitgegaan worden van een gemiddelde omzet van € 250,- per dag, waarvan € 125,- ongeveer aan inkomsten overblijft. Naast het forfaitaire bedrag, is er daarnaast ruimte voor € 50,- aan kosten per dag voor de gederfde inkomsten die toegekend kunnen worden.

4.De beoordeling

Verzoeker is op 30 maart 2019 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van mishandeling. Op 31 maart 2019 is verzoeker heengezonden.
Verzoeker is op 17 juli 2019 door de politierechter van deze rechtbank vrijgesproken.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden en op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding toekennen voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. De strafzaak tegen verzoeker is op 17 juli 2019 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
Ondergane verzekering
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel en/of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft in totaal twee dagen op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht en zal verzoeker een bedrag van € 210,- toekennen.
Inkomstenderving
Ten aanzien van deze overige schade overweegt de rechtbank dat deze voldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt dat de standaardvergoeding van € 105,- de materiele schade en immateriële schade dekken. Verzoeker heeft echter meer schade geleden. De rechtbank gaat uit van een gemiste omzet van € 250,- op 30 maart 2019 en op 31 maart 2019 van een gemiste omzet van € 300,-. Van de omzet per dag blijft ongeveer de helft over aan inkomsten voor verzoeker. De rechtbank gaat daarbij uit van € 125,- die verzoeker is misgelopen op 30 maart 2019 en € 150,- op 31 maart 2019. Van dit bedrag wordt schattenderwijs € 50,- al gedekt door de standaardvergoeding van € 105,- per dag. De rechtbank overweegt daarom dat verzoeker nog € 75,- voor 30 maart 2019 en € 100,- voor 31 maart 2019 krijgt om zijn verlies in netto inkomsten te dekken. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 175,- voor de gederfde inkomsten.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 210,- (tweehonderdtien euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van
€ 175 (honderdvijfenzeventig euro) voor gederfde inkomsten.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Leijten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 935 (negenhonderdvijfendertig euro) op IBAN-nummer [IBAN-nummer] ten name van Stichting Derdengelden
G. Palanciyan/Kupelian Advocaten onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv- procedure inzake [verzoeker] parketnr. 13.075444-19.
Aldus gedaan op 12 februari 2020
door mr. M.E. Leijten rechter.