Op 4 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd en de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek tot gezagsbeëindiging en dat de kinderen in een onveilige situatie verkeerden. De vader van de kinderen heeft het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder geaccepteerd, maar verzocht om de tante als voogdes aan te stellen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die al belast was met de voorlopige voogdij, het beste in staat was om de definitieve voogdij over de kinderen op zich te nemen. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verweer tegen de gezagsbeëindiging en de verzoeken van de vader en de tante afgewezen, maar heeft wel aangegeven dat betrokkenheid van de vader en de tante in de toekomst belangrijk is voor de kinderen.