Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te Kudelstaart, eiseres (hierna: [eiseres] )
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder (hierna: Belastingdienst/Toeslagen)
Procesverloop
Overwegingen
de heffing van belasting. Het heffen van belasting is een inmenging in het door artikel 1 EP gewaarborgde ongestoorde genot van eigendom die in het algemeen gerechtvaardigd is. Dat is een wezenlijk andere situatie dan in deze beroepszaak aan de orde is. In deze zaak gaat het namelijk uitsluitend over de in rekening gebrachte invorderingsrente bij het niet (tijdig) terugbetalen van de
ten onrechte ontvangen toeslagen. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen door de Hoge Raad over het forfaitair heffen van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen is geoordeeld in het voornoemde arrest, daarom niet (analoog) op deze zaak van toepassing is. De rechtbank is verder van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht invorderingsrente aan [eiseres] in rekening heeft gebracht. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich hiertoe terecht op het standpunt gesteld dat de termijn om een terugvordering van de Belastingdienst/Toeslagen te betalen is opgenomen in de wet. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht gesteld dat hij, indien de betaling van een terugvordering niet binnen die termijn plaatsvindt, bij [eiseres] invorderingsrente in rekening moet brengen. Deze wettelijke bepalingen zijn dwingendrechtelijk geformuleerd. Dit wil zeggen dat de Belastingdienst/Toeslagen niet van die bepalingen kan afwijken. [2]
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit I ontvankelijk is verklaard;
- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- draagt de Belastingdienst/Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 47,- aan
- veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.050,-.
mr.I.N. van Soest, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 maart 2020.