Op 3 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Onderzoeksrechtbank nr. 2 Orihuela in Spanje. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het verweer van onschuld verworpen, omdat de verdediging niet kon aantonen dat de opgeëiste persoon niet schuldig was aan de feiten waarvoor overlevering werd verzocht.
Tijdens de zittingen op 16 januari en 18 februari 2020 is de zaak behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verkrijgen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de gevolgen van een eventuele veroordeling voor het verblijfsrecht van de opgeëiste persoon. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld moest worden aan een Nederlander, maar de rechtbank oordeelde dat de verwachting bestond dat het verblijfsrecht verloren zou gaan bij een veroordeling.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13 OLW beoordeeld, maar oordeelde dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van deze grond, omdat het gerechtelijk vooronderzoek in Spanje had plaatsgevonden en het bewijs zich daar bevond. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.