Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )
de minister van Financiën, verweerder (hierna: de minister)
Procesverloop
Overwegingen
Wob-verzoek en zijn derhalve reeds openbaar. De documenten 3, 5 en 6 komen in zijn geheel voor openbaarmaking in aanmerking. De openbaarmaking van de overige documenten is gedeeltelijk dan wel geheel geweigerd op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, d, e, en g en artikel 11 van de Wob.
-tactiek van de Belastingdienst. Het gaat hier om criteria die de fiscale positie bepalen van een belastingplichtige en niet om criteria die ervoor zouden kunnen zorgen dat een belastingplichtige een eventueel fiscaal voordeel zou kunnen behalen bij openbaarmaking van de informatie. Wel kan de belastingplichtige aan de hand van deze informatie meer concreet toetsen of hij op grond van artikel 4 Awr als inwoner van Nederland zal worden aangemerkt. Door de open norm van artikel 4 Awr en de scala aan jurisprudentie over dat artikel is het voor een belastingplichtige juist van belang om zijn fiscale positie zo concreet mogelijk te bepalen. [eiser] wil – voor het publieke belang – openbaarheid van objectieve criteria waaraan de Belastingdienst toetst of een belastingplichtige al dan fiscaal inwoner of gevestigd is in Nederland.
Beslissing
mr. I.N. van Soest, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2020.