8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-echtgenote. Ook heeft hij haar gedreigd van het balkon te gooien. Dit zijn ernstige feiten die hebben plaatsgevonden in de huiselijke sfeer en in het appartement waar aangeefster woont met hun twee jonge dochters. Dit is juist de plek waar aangeefster en de kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. De kinderen waren ten tijde van het plegen van de delicten ook in de woning aanwezig en hebben gezien dat hun vader hun moeder heeft bedreigd en pijn en letsel heeft toegebracht. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar grote angst aangejaagd.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 september 2019 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten gepleegd tegen zijn ex-echtgenote waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld. Verdachte liep nog in de proeftijd op het moment dat hij zich opnieuw aan strafbare feiten jegens zijn ex-echtgenote schuldig maakte. De rechtbank weegt dit als strafverhogende omstandigheid mee bij het bepalen van de strafduur. De aard en de ernst van de bewezen geachte feiten en het recidiveren in de proeftijd, maken bovendien dat de rechtbank nu als strafmodaliteit een gevangenisstraf geboden acht.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 december 2019. Daaruit volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Zoals de toezichthouder van verdachte ook ter terechtzitting heeft toegelicht, baart het de reclassering zorgen dat verdachte geen realistisch beeld heeft van het contact en de relatie met zijn ex-echtgenote. Ook heeft verdachte onvoldoende openheid van zaken gegeven over de problematische relatie met zijn ex-echtgenote en zijn persoonlijke omstandigheden. Om die reden adviseert de reclassering bij oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening, geen andere huisvesting zonder toestemming van het openbaar ministerie, openheid geven over zijn woonsituatie en zijn financiële situatie, en eventueel contactopbouw met zijn kinderen in samenwerking met de jeugdinstantie. Ook adviseert de reclassering oplegging van een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Dit voorwaardelijke deel maakt de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte mogelijk. Omdat onvoldoende inzicht is verkregen in de psychische problematiek die mogelijk bij verdachte speelt, zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte meewerkt aan diagnostiek zodat de ambulante behandeling daarop kan worden afgestemd. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard daaraan mee te werken en kan zich ook met de andere voorwaarden verenigen. In plaats van oplegging van een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel, kiest de rechtbank ervoor om het contactverbod als bijzondere voorwaarde op te nemen, zodat de reclassering vinger aan de pols kan houden en het contact tussen verdachte, de kinderen en eventueel (indirect) de moeder van de kinderen, kan regisseren. Het voorwaardelijk strafdeel dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Vanwege de aard van de gepleegde feiten en de omstandigheid dat langere begeleiding van verdachte wenselijk is, zal hierbij een proeftijd van drie jaren worden gesteld.
De rechtbank zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu zij – met de officier van justitie – van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat het gevaar voor herhaling groot is, volgt ook uit de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-echtgenote en ten tijde van de huidige strafbare feiten nog in een proeftijd liep. Bovendien hebben verdachte en het slachtoffer in de toekomst mogelijk weer contact met elkaar over de (opvoeding van) de kinderen.
Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, zal de straf lager uitvallen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar zullen zijn, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 24 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/112081-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 6 april 2018, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.