Uitspraak
[naam] sinds 1980 werkzaam is bij het Openbaar Ministerie. Uit deze stukken blijkt het volgende:
- Veroordeelde stond op 13, 17 en 18 februari 2020 ingeschreven op de [BRP-adres] .
- Er is geprobeerd de oproep uit te reiken op 11 februari 2020. Op de betekeningsakte staat vermeld (onder 1c) dat niet kon worden uitgereikt omdat er niemand bij de woning werd aangetroffen en dat een bericht is achtergelaten. In de toelichting heeft de officier van justitie echter beschreven dat in werkelijkheid de woning van veroordeelde op 11 februari 2020 alleen is geobserveerd. Er is niet aangebeld en er is geen bericht achtergelaten.
- Op 13 februari 2020 heeft vervolgens een OM-betekening plaatsgevonden en is er een afschrift naar het inschrijfadres verzonden. Daarvan is een akte.
- Op 14 februari 2020 is nogmaals geprobeerd om de oproep uit te reiken. Deze keer is er wel aangebeld en ook aangeklopt. Omdat er niet werd open gedaan, is een bericht achtergelaten.
- Eveneens op 14 februari heeft een uitreiking plaatsgevonden aan de heer [naam] . Op de akte zijn de woorden ‘ter griffie van de rechtbank’ doorgestreept. Uit de akte volgt niet dat sprake is geweest van een OM-betekening. Uit de eerder genoemde e-mail volgt wel dat de heer [naam] bij het Openbaar Ministerie werkzaam is.
- Op 14 februari 2020 is ook een afschrift van de oproep verzonden naar het inschrijfadres.
verdachte verklaart er in toe te stemmen dat de dagvaarding aan hem in afschrift op verkorte termijn wordt uitgebracht, ten blijke waarvan hij hieronder heeft getekend.’ De jongste rechter deelt mee dat dit de vraag oproept of deze stempel aanleiding kan geven voor de lezer om te denken dat er sprake is van een verkorte termijn waarmee hij kan instemmen maar dat, wanneer hij dat niet doet, de zitting niet door zal gaan.
- Op 11 februari 2020 heeft geen rechtsgeldige betekening plaatsgevonden omdat het daar in het begin al mis is gegaan. Er is toen wel geobserveerd, maar er is niet gedaan wat er wel gedaan had moeten worden. Er is niet aangeklopt of aangebeld. Het gaat hier meteen al fout en kan haast gezien worden als een vrijwillige terugtred. Er heeft daarom op 11 februari 2020 geen betekening plaatsgevonden en dit heeft gevolgen voor de handelingen die daarna zijn verricht.
- Uit de akte die op 14 februari 2020 is gebruikt, blijkt dat er is getekend door de heer [naam] , waarvan niet naar voren komt dat het gaat om een medewerker van het Openbaar Ministerie. Dat het Openbaar Ministerie aangeeft dat het wel om een medewerker gaat wil ik best geloven, maar mijn punt is dat dit uit de akte moet blijken en dat is nu niet het geval. De toelichting is niet meer dan een toelichting. Dit is onvoldoende om een omissie met betrekking tot de rechtsgeldigheid weg te nemen.
- Op de akte van 28 januari 2020 voor de vorige zitting en de akte van 14 februari 2020 zitten stempels met betrekking tot een verkorte termijn. Ik ben het niet eens met de officier van justitie dat hieraan geen juridische betekenis hoeft te worden gegeven. Deze stempel betekent immers voor degene die dat leest, dat hij akkoord gaat met een verkorte termijn. Wordt daar niet akkoord mee gegaan en wordt er dus niet getekend, dan betekent dit dat de zitting dus niet door zou mogen gaan. De stempels hebben daardoor wel degelijk een juridische betekenis. Door die stempel is de oproep nietig.
- Door die stempel ben ik er bij de vorige zitting van uit gegaan dat er sprake was van een termijn van tien dagen. Ik heb echter in de wet geen termijn kunnen ontdekken. Dit zou betekenen dat het Openbaar Ministerie wat betreft de termijn gelijk heeft. Ik heb uit de wet niet anders kunnen afleiden.
- Ten aanzien van de betekening op 11 februari 2020 refereer ik mij aan het oordeel van de rechtbank. Door de wijze waarop is gehandeld, bestond aanleiding tot het ondernemen van een nieuwe poging.
- Met het doorhalen van de passage die ziet op de griffiebetekening bij de akte van 14 februari 2020, en de toelichting dat de heer [naam] een medewerker is van het Openbaar Ministerie is voldaan aan de vereisten die gelden voor de OM-betekening.
- De stempel kan omdat de wet geen oproepingstermijn kent, geen termijn creëren. Uit die stempel kan dan ook niet worden afgeleid dat er wel een termijn zou gelden. Er is geen termijn en de stempel doet er dus niet toe.
- Op 14 februari 2020 heeft er een rechtsgeldige OM-betekening plaatsgevonden. Uit de SKDB stukken blijkt dat veroordeelde ook vandaag nog staat ingeschreven op de [BRP-adres] . Ik ben van mening dat er gelet op het doel van de wet, goed is gehandeld door het afschrift direct te versturen zodat deze ook op tijd aan zou komen. We hadden de termijn van vijf dagen kunnen aanhouden, maar dan was de brief in dit geval niet op tijd geweest.
Geen rechtsgeldige betekening op 11 februari 2020
Betekening op 14 februari 2020
onbepaalde tijdzodat het Openbaar Ministerie in de gelegenheid wordt gesteld om een nieuwe zittingsdatum voor te stellen en veroordeelde op de juiste wijze op te roepen.
tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsmanvan veroordeelde.
beveelt de oproeping van een reclasseringsmedewerkertegen het nader te bepalen tijdstip, nader te bepalen door het Openbaar Ministerie. Waarbij de rechtbank opmerkt dat de aanwezigheid van één reclasseringswerker die de rechtbank kan voorlichten over het verloop van de v.i. van veroordeelde, voldoende is
30 minutenmoeten worden gereserveerd.