ECLI:NL:RBAMS:2020:129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
7924687 CV EXPL 19-15939
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een hoofdsom met betrekking tot een levering van een accu, inclusief informatieverplichtingen en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Club Logistics Services Limited (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 149,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, voor de levering van een accu in een personenauto. De procedure begon met een tussenvonnis op 29 augustus 2019, waarin de eisende partij werd opgedragen om een informatieformulier in te vullen en dit aan de gedaagde partij te sturen, zodat deze kon reageren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldeed aan de wettelijke informatieverplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. De eisende partij stelde echter dat er geen schriftelijke overeenkomst was en dat de vordering niet gebaseerd was op algemene voorwaarden. De levering van de accu was gedaan door de ANWB wegenwachtservice op verzoek van de gedaagde partij, wat de situatie bijzonder maakte. De kantonrechter oordeelde dat de informatieverstrekking aan de consument, zoals weergegeven op de factuur, onder de gegeven omstandigheden passend en afdoende was.

De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak benadrukt het belang van de informatieverplichtingen in het civiele recht, vooral in bijzondere situaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7924687 CV EXPL 19-15939
vonnis van: 16 januari 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Club Logistics Services Limited

gevestigd te Dublin (Ierland)
eisende partij
gemachtigde: A. Niekus
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 29 augustus 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rol van 26 september 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij vordert betaling van € 149,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten. Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daaraan voldoet de dagvaarding niet.
Eisende partij stelt slechts - kort weergegeven - dat zij in opdracht en voor rekening van gedaagde partij aan deze diensten heeft geleverd, bestaande uit het vervangen van een accu in een (personen)auto, waarvoor gedaagde partij aan eisende partij € 149,00 verschuldigd is. Eisende partij legt als productie de ‘veertiendagenbrief’ over.
Bij dagvaarding is niet gesteld en ook niet gebleken dat, en zo ja op welke wijze, aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen ter zake van de aan de vordering ten grondslag liggende overeenkomst is voldaan. Deze informatieverplichtingen zijn te beschouwen als verbintenissen die uit de wet voortvloeien. De overeenkomst en een bevestiging van de wettelijk verplichte informatie, zijn niet overgelegd.
Eisende partij is vervolgens in de gelegenheid gesteld haar vordering alsnog te onderbouwen met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten door invulling van vragen van het formulier, waar nodig de vragen toe te lichten en de daarin aangegeven stukken, waaronder de overeenkomst en de algemene voorwaarden, in het geding te brengen.
Eisende partij heeft bij akte de vragen van het formulier beantwoord. Eisende partij stelt dat geen schriftelijke overeenkomst is gesloten en de vordering niet is gebaseerd op algemene voorwaarden. De overeenkomst is buiten verkoopruimte gesloten. De accu is door de gevolmachtigde van eisende partij (ANWB wegenwachtservice) aan gedaagde partij verkocht en geleverd. Gedaagde partij is op voorhand duidelijk geïnformeerd dat zij de accu van eisende partij zou afnemen en daarvoor een factuur van eisende partij zou ontvangen. Gedaagde partij heeft daarmee vooraf ingestemd. Aan de informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW is voldaan gezien de factuur, maar van onderdelen k en l van dat artikellid ontbreekt schriftelijk bewijs. Gedaagde partij is door deze afwijking echter niet benadeeld, aldus eisende partij.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet deze toelichting van eisende partij aan de voorschriften van artikel 21 en 111 Rv.
Sprake is van een bijzondere situatie, namelijk het op specifiek verzoek van gedaagde partij inbouwen van een accu in een personenauto door de Wegenwachtservice, hetgeen is te kwalificeren als het verrichten van dringende herstellingen of onderhoud, waarbij spoed is geboden. Terecht stelt eisende partij dat gedaagde partij in dat geval geen recht op ontbinding heeft, gelet op het bepaalde in artikel 6:230p sub b BW. De kantonrechter is van oordeel dat de door eisende partij gestelde wijze van informatieverstrekking aan de consument, waarbij alle essentiële informatie op de factuur is terug te vinden, onder de gegeven omstandigheden passend en afdoende is.
De vordering komt de kantonrechter, mede gelet op het voorgaande, niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
I. veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 149,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten gevallen aan de zijde van eisende partij tot op heden begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 36,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 januari 2020 in aanwezigheid van de griffier.