ECLI:NL:RBAMS:2020:1288
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om nieuwe voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ
Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging, ingediend door de officier van justitie op 27 november 2019. De betrokkene, geboren in 1972, heeft een geschiedenis van schizofrenie en is momenteel medicatietrouw, maar verzet zich tegen de machtiging. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokkene, zijn raadsman mr. L.M.A. Schwartz, behandelend psychiater de heer E. Barkhof en verpleegkundige de heer M. Jansen gehoord. De raadsman pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene al lange tijd psychosevrij is en dat er een ondersteunend netwerk van familie en vrienden is dat toezicht houdt op zijn medicatie-inname.
De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen van de betrokkenen in overweging genomen. De behandelend psychiater heeft verklaard dat er bij de betrokkene sprake is van schizofrenie en dat zonder een machtiging het risico bestaat dat hij stopt met zijn medicatie. Echter, de rechtbank oordeelde dat het risico op een psychose kan worden afgewend door het bestaande netwerk van de betrokkene, dat kan toezien op zijn welzijn en medicatie-inname. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot een nieuwe voorwaardelijke machtiging kan worden afgewezen, omdat de betrokkene in staat is om buiten een psychiatrisch ziekenhuis te blijven, mits hij zijn medicatie blijft innemen.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Wet BOPZ in acht genomen en heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot een nieuwe voorwaardelijke machtiging af te wijzen. De beschikking is gegeven door rechter mr. J.H.J. Evers, in tegenwoordigheid van griffier G.P. Menkveld.