ECLI:NL:RBAMS:2020:1280
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval tussen vrachtauto en fietsster met vrijspraak op basis van artikel 6 en 5 Wegenverkeerswet 1994
Op 23 maart 2018 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Vijzelstraat in Amsterdam, waarbij een naar rechts afslaande vrachtauto, bestuurd door de verdachte, in botsing kwam met een rechtdoor gaande fietsster. De verdachte, een ervaren beroepschauffeur, had zich voorbereid op het afslaan door richting aan te geven en in zijn spiegels te kijken. Echter, door geparkeerde auto’s aan de rechterzijde van de weg, moest hij een klein stukje achteruit rijden om de bocht te kunnen maken. Tijdens deze manoeuvre werd hij door omstanders gewaarschuwd dat er iets mis was, waarna hij ontdekte dat de fietsster, die zwaar letsel aan haar voet had opgelopen, naast zijn vrachtauto lag.
De rechtbank moest beoordelen of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dat aanmerkelijke onvoorzichtigheid vereist. De officier van justitie stelde dat de verdachte de fietsster over het hoofd had gezien, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schuld. De verdachte had de hem beschikbare veiligheidsnormen in acht genomen en de enkele omstandigheid dat hij de fietsster niet had gezien, was onvoldoende om hem schuldig te verklaren.
Daarnaast werd het subsidiair ten laste gelegde, het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg, ook niet bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet zodanig had gehandeld dat er gevaar of hinder was veroorzaakt, en sprak hem van beide ten laste gelegde feiten vrij. De uitspraak vond plaats op 28 februari 2020, waarbij de rechtbank de impact van het ongeval op zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging nam.