ECLI:NL:RBAMS:2020:1260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
13-260794-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in supermarkt, gevolgd van geweld en bedreiging en poging tot woninginbraak

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 29 oktober 2019 beschuldigd van diefstal in een Albert Heijn supermarkt, waarbij hij geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt tegen een medewerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het stelen van spekkoeken en een flesje vruchtendrank, zich heeft verzet tegen de aanhouding door de medewerker, wat leidde tot bedreigende uitspraken van zijn kant. Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van een poging tot woninginbraak, waarbij hij met een schroevendraaier een raam probeerde te forceren. Tijdens de zitting op 31 januari 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van beide feiten, terwijl de verdediging een partiële vrijspraak voorstelde met betrekking tot het geweld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de diefstal en de geweldsdelicten bewezen zijn, evenals de poging tot woninginbraak. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank om een gevangenisstraf van zeven maanden op te leggen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook een in beslag genomen schroevendraaier verbeurd verklaard, aangezien deze is gebruikt bij de poging tot inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-260794-19
Datum uitspraak: 14 februari 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Amsterdam een (spek)koek(en) en/of een flesje vruchtendrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn (filiaal [filiaal] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] (manager en/of medewerker bij die Albert Heijn), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte voornoemde [persoon 1] (met kracht) heeft geduwd en/of zich aan de greep van voornoemde [persoon 1] heeft geprobeerd te onttrekken en/of tegen voornoemde [persoon 1] heeft geschreeuwd en/of geroepen, " ik pak een mes en steek je neer en/of ik maak je dood en/of ik kom je opzoeken";
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die woning is gegaan en/of (vervolgens) met een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp een raam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Waardering van het bewijs

3.1
De standpunten
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit, te weten voor zover dit betreft het oogmerk met betrekking tot het geweld dat verdachte zou hebben gepleegd, en zich voor het overige ten aanzien van feit 1 en van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat op grond van het dossier vastgesteld kan worden dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd en dat deze diefstal is gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Uit het dossier volgt immers dat verdachte, nadat hij de door hem bekende diefstal in de Albert Heijn had gepleegd en door een medewerker was vastgepakt, zich heeft verzet waardoor hij steviger moest worden vastgepakt. Bewezen kan ook worden dat verdachte, toen hij door zijn hevige verzet naar de grond werd gewerkt, bedreigende woorden heeft geuit zoals is ten laste gelegd. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte dit verzet heeft gepleegd en de bedreigingen heeft geuit om, na de diefstal, aan de medewerkers van de Albert Heijn te kunnen ontsnappen.
De onder 2 tenlastegelegde poging tot woninginbraak kan eveneens bewezen worden, zoals verdachte ter zitting ook heeft bekend.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 29 oktober 2019 te Amsterdam spekkoeken en een flesje, die toebehoorden aan Albert Heijn (filiaal [filiaal] ) heeft weggenomen met het oogmerk om zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , medewerker bij die Albert Heijn, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte voornoemde [persoon 1] heeft geduwd en zich aan de greep van voornoemde [persoon 1] heeft geprobeerd te onttrekken en tegen voornoemde [persoon 1] heeft geschreeuwd en/of geroepen: “Ik pak een mes en steek je neer” en/of “ik maak je dood” en/of “ik kom je opzoeken”;
2.
op 29 oktober 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [persoon 2] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, naar die woning is gegaan om vervolgens met een schroevendraaier een raam te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsrapport van 21 januari 2020 is geadviseerd.
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van zijn voorarrest en om daarnaast te volstaan met een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke strafbare feiten die veel schade en overlast veroorzaken voor de winkeliers. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en bij het plegen van dit feit slechts aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht. Door de diefstal te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld, heeft verdachte niet alleen het eigendomsrecht van de winkel geschonden, maar er ook blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen.
Daarnaast heeft verdachte, eerder die dag, geprobeerd in te breken in een woning en daarbij geprobeerd om met een schroevendraaier een balkondeur open te breken. Ook bij het plegen van dit feit heeft verdachte zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de materiële en psychische gevolgen voor het slachtoffer. De bewoonster van de betreffende woning zag verdachte op het balkon staan, en heeft bij de politie verklaard aan het voorval een onveilig gevoel te hebben overgehouden. Alleen door haar duidelijke aanwezigheid in de woning is het bij een poging gebleven. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoonster. Bovendien zorgen woninginbraken meer in algemene zin voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 17 december 2019. Hieruit blijkt dat verdachte al veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder woninginbraken. Hier houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening mee.
De rechtbank houdt tevens rekening met het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 21 januari 2020. Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een patroon in vermogensdelicten, gepleegd om in zijn harddrugsverslaving te voorzien. Blijkens deze rapportage is verdachte al lange tijd bekend met hardnekkige verslavingsproblematiek en is hij in het verleden zowel klinisch als ambulant behandeld. Verdachte heeft periodes van abstinentie gekend, maar valt bij tegenslagen en emotionele gebeurtenissen terug in harddrugsgebruik en criminaliteit. Gezien de hardnekkige verslaving van verdachte is de reclassering van mening dat een klinische verslavingsbehandeling geïndiceerd is. Daarnaast is reclasseringstoezicht geïndiceerd en wordt ambulante nazorg in het verplichte kader wenselijk geacht. De reclassering acht het risico op recidive hoog en adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en een dagbesteding.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van voornoemde rapportage en neemt het advies van GGZ Reclassering Inforsa over, met dien verstande dat de rechtbank een korte klinische opname onvoldoende acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de in bovengenoemde rapportage geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Gelet op de ernstige en hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte, die een grote rol lijkt te spelen bij het recidivegevaar, acht de rechtbank als bijzondere voorwaarde ook een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden, ter beoordeling van GGZ Reclassering Inforsa, nodig.
De rechtbank wijkt in die zin van de vordering van de officier van justitie af dat zij aan verdachte een kortere gevangenisstraf zal opleggen, te weten van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

6.Het beslag

Blijkens de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen is onder verdachte het volgende voorwerp in beslag genomen: 1 STK Schroevendraaier.
Dit inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder feit 2 bewezen geachte is begaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
Ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van GGZ Reclassering Inforsa, ook als dit inhoudt een verplichte klinische opname in een intramurale instelling voor de duur van maximaal 12 maanden, zulks ter beoordeling van GGZ Reclassering Inforsa en/of die instelling, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • Veroordeelde stelt zich gedurende de proeftijd onder behandeling van een ambulante instelling op de tijden en plaatsen als door of namens GGZ Reclassering Inforsa en/of die instelling aan te geven, om zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek;
  • Veroordeelde verblijft gedurende de proeftijd in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en houdt zich aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • Veroordeelde werkt mee aan middelencontrole;
  • Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
Geeft aan GGZ Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • Medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd: 1 STK Schroevendraaier.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coşkun, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.