Op 28 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring voor huisvesting door [eiser], die dakloos was geworden na het uitzetten door zijn familielid [de persoon 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 17 mei 2019 de aanvraag van [eiser] om een urgentieverklaring heeft afgewezen en dat het bezwaar van [eiser] op 22 augustus 2019 ongegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 12 februari 2020 heeft [eiser] zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij met zijn gezin in crisisopvang verblijft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de woonsituatie van [eiser] op het moment van het bestreden besluit niet urgent was, omdat er geen bewijs was dat hij op korte termijn dakloos zou worden. De rechtbank kon de gewijzigde situatie van [eiser] na het bestreden besluit niet in haar beoordeling meenemen. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem en dat de aanvraag op die grond kon worden afgewezen. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.