ECLI:NL:RBAMS:2020:1222

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
13/272347-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing van een minderjarige met geweld en bedreiging

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 14 november 2019 een 16-jarig meisje heeft afgeperst. De verdachte, met een bivakmuts en sjaal, heeft het slachtoffer met geweld gedwongen haar Rolex horloge af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer tegen een muur hebben geduwd en met een mes hebben bedreigd. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank oordeelt dat het bewezen kan worden verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van dertien dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van tweehonderd uur opgelegd. Ook is er een voorwaardelijke jeugddetentie van negentig dagen opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de aanbevelingen van de reclassering overgenomen, die adviseerde om het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en zijn ontvankelijkheid voor begeleiding.

De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een derde, heeft een schadevergoeding van € 3.949,99 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, die is ontstaan door de afpersing. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om de schadevergoeding te betalen, met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/272347-19
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ([land van herkomst]) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] , [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. Titahena, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich op 14 november 2019, samen met een ander, heeft schuldig gemaakt aan afpersing door [persoon 1] met geweld te dwingen om haar Rolex af te geven.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Kan het feit worden bewezen?

De rechtbank is, net zoals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde afpersing samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Verdachte heeft dit feit bekend.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
op 14 november 2019 te Amsterdam, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, merk Rolex, type Day Just 36, dat aan [persoon 1] toebehoorde,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn
mededader, met een bivakmuts op of een sjaal voor het gezicht
- naar [persoon 1] zijn toegegaan en
- vervolgens [persoon 1] tegen een muur hebben geduwd en
- vervolgens een mes aan [persoon 1] hebben getoond en tegen de buik van [persoon 1] hebben gehouden en
- daarbij hebben gezegd: “doe je horloge af, doe je horloge af.”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis is een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
Het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte moet worden veroordeeld tot negen maanden jeugddetentie, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd, vordert de officier van justitie subsidiair dat verdachte wordt veroordeeld tot een forse voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf van tweehonderdveertig uur.
8.2
Strafmaatverweer van de raadsman
Verdachte moet worden bestraft volgens het adolescentenstrafrecht. De eis van de officier van justitie is gelet op het adolescentenstrafrecht te hoog. Verdachte is hard bezig om zijn leven positief te veranderen. Daarom is het niet nodig dat verdachte weer vast komt te zitten. Er kan jeugddetentie worden opgelegd gelijk aan de tijd die verdachte al heeft vast gezeten. Daarnaast kan er een voorwaardelijke taakstraf of voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] een meisje van 16 overvallen nadat zij in haar schoolpauze een broodje had gehaald. Met hun gezichten bedekt met een bivakmuts en een sjaal en onder bedreiging met een mes hebben zij [persoon 1] haar Rolex horloge laten afgeven. Het ging daarbij niet om een impulsieve actie, maar om iets waarover verdachte en [medeverdachte] eerder met elkaar hadden gesproken. Dit is een ernstig feit en verdachte verdient daar straf voor.
De rechtbank ziet wel dat verdachte is geschrokken van wat hij heeft gedaan en dat verdachte ook de ernst van zijn daad inziet. Verdachte vindt het voor het slachtoffer erg wat er gebeurd is en wil graag een excuusbrief aan haar schrijven. Hij heeft op de terechtzitting gezegd spijt te hebben van wat hij heeft gedaan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 januari 2020 waar nog niet veel op staat, maar waaruit wel blijkt dat verdachte nog in een proeftijd liep terwijl hij dit feit pleegde.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 5 februari 2020. Volgens de reclassering is er een verband tussen het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van verdachte, en het plegen van het feit. Verdachte heeft onvoldoende zijn grenzen aangegeven en onvoldoende nagedacht over de gevolgen. Een CoVa training kan verdachte helpen zich daarin te ontwikkelen zodat het risico dat verdachte weer de fout ingaat wordt verkleind. Tijdens een toezicht kan er aandacht worden besteed aan het meer inzichtelijk krijgen van het sociale netwerk en het verkrijgen van passende dagbesteding. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is achttien jaar en komt jong over. Ook lijkt hij ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering kan het toezicht het best worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij bereid is de voorwaarden na te leven. De rechtbank steunt de conclusies van het rapport en zal het advies overnemen. Dat betekent ook dat de rechtbank het adolescentenstrafrecht zal toepassen.
De rechtbank stelt voorop dat toepassing van het adolescentenstrafrecht niet betekent dat daardoor ook de oriëntatiepunten voor minderjarigen gelden.
In deze zaak, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, ziet de rechtbank echter redenen om verdachte niet meer vast te zetten, maar om hem zo snel mogelijk te laten starten met de voorgestelde begeleiding en training. De rechtbank zal daarom dertien dagen jeugddetentie opleggen. Die straf staat gelijk aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Wel verdient verdachte het om nog een taakstraf uit te voeren van tweehonderd uur. Dat is de maximale duur die een taakstraf volgens het jeugdrecht mag hebben. Daarnaast wordt er een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van negentig dagen, met een proeftijd van twee jaar en met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank hoopt dat de forse strafdreiging die uitgaat van de voorwaardelijke jeugddetentie verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank hoopt ook dat verdachte zich door de oplegging van de bijzondere voorwaarden positief kan ontwikkelen en een verandering kan brengen in zijn leven.

9.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] , vertegenwoordigd door [persoon 2] , vordert € 3.949,99 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het horloge nog niet is gerepareerd en de kosten nog niet werkelijk zijn gemaakt. Daarnaast kan niet worden gezegd dat de schade aan het horloge het gevolg is geweest van de afpersing. Het horloge is gevallen en dat zou neerkomen op een vernieling, maar dat is niet ten laste gelegd.
De rechtbank oordeelt het volgende. Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Hadden verdachte en medeverdachte [persoon 1] niet afgeperst, dan was er immers geen schade geweest. Dat de reparatiekosten nog niet daadwerkelijk zijn gemaakt, staat juridisch gezien niet in de weg om de vordering toe te wijzen. De overgelegde prijsopgave toont op voldoende overtuigende wijze de hoogte van de schade en het schadebedrag aan. De rechtbank zal de vordering daarom in zijn geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2019, het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarbij geldt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beiden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. Dit betekent dat zij samen verantwoordelijk zijn voor het betalen van het totaalbedrag en dat zij hier dus ook afspraken over kunnen maken.
De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3.949,99 en verklaart verdachte ook hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. Gelet op de jonge leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte stelt de rechtbank de daarbij horende gijzeling op nul dagen, zodat verdachte niet vast komt te zitten wanneer hij niet in staat zou zijn te betalen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa
en 317 Sr.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van honderddrie (103) dagen.
De tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt bij de tenuitvoerlegging van de straf afgetrokken.
Beveelt dat een deel van de straf,
negentig (90) dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij door een rechter later anders wordt bepaald.
Stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaar.
Deze straf kan alsnog worden tenuitvoergelegd, wanneer de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of zich niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Geeft aan de reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich wanneer hij wordt uitgenodigd
  • actief deelneemt aan de
  • een zinvolle
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid (een werkstraf) van
200 (tweehonderd) uur. Wanneer verdachte de taakstraf niet heeft uitgevoerd of deze niet goed heeft uitgevoerd, zal vervangende jeugddetentie worden toegepast van 100 (honderd) dagen.
Vordering benadeelde partij:
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij[persoon 1] , vertegenwoordigd door
[persoon 2] , tot een bedrag van
€ 3.949,99 (drieduizendnegenhonderdnegenenveertig euro en negenennegentig cent)aan vergoeding van de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 november 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Veroordeelt verdachte hoofdelijke met medeverdachte [medeverdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] . Verdachte moet het bedrag betalen, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten die al door de benadeelde partij zijn gemaakt en voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen worden gemaakt, tot op heden begroot op niets.
Schadevergoedingsmaatregel:
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , vertegenwoordigd door
[persoon 2] , aan de Staat
€ 3.949,99 (drieduizendnegenhonderdnegenenveertig euro en negenennegentig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 november 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Wanneer er niet kan worden betaald, kan geen gijzeling worden toegepast.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. D.C. van Reekum en G.P.C. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2020.
[...]