Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
mr. A. van de Venn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Kan het feit worden bewezen?
4.Bewezenverklaring
5.Bewijs
6.Strafbaarheid van het feit
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Vordering van de benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
jeugddetentie van honderddrie (103) dagen.
negentig (90) dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij door een rechter later anders wordt bepaald.
twee jaar.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich wanneer hij wordt uitgenodigd
- meewerkt aan diagnostiek en risicotaxatie en zich
- verblijftin een nader te bepalen
instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld; - een zinvolle
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid (een werkstraf) van
200 (tweehonderd) uur. Wanneer verdachte de taakstraf niet heeft uitgevoerd of deze niet goed heeft uitgevoerd, zal vervangende jeugddetentie worden toegepast van 100 (honderd) dagen.
[persoon 2] , tot een bedrag van
€ 3.949,99 (drieduizendnegenhonderdnegenenveertig euro en negenennegentig cent)aan vergoeding van de materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 november 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
[persoon 2] , aan de Staat
€ 3.949,99 (drieduizendnegenhonderdnegenenveertig euro en negenennegentig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 november 2019, het moment dat de schade is ontstaan tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Wanneer er niet kan worden betaald, kan geen gijzeling worden toegepast.