ECLI:NL:RBAMS:2020:1219

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
13/741022-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf in verband met niet-naleving van voorwaarden

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/741022-19 (TUL) betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de officier van justitie naar aanleiding van de niet-naleving van de bijzondere voorwaarde door de veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat het niet opportuun werd geacht om de voorwaardelijke straf van twee weken gevangenisstraf ten uitvoer te leggen, gezien de omstandigheden van de veroordeelde. De veroordeelde had een baan en zijn thuissituatie was redelijk stabiel, wat de rechtbank deed besluiten om de vordering niet toe te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de niet-betekening van de vordering aan de veroordeelde geen reden was om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien er geen rechtsregel was die dit vereiste. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.A.E. Somsen, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/741022-19 (TUL)
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 15 maart 2019, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] , hierna veroordeelde,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .
Bij genoemd vonnis is aan veroordeelde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd onder algemene en bijzondere voorwaarde. De algemene voorwaarde is dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar vastgestelde proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt. De bijzondere voorwaarde is dat veroordeelde zich binnen meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] zo vaak en zo lang de reclasseringsinstelling dit nodig acht en dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van genoemde reclasseringsinstelling.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het tenuitvoerleggen van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf vanwege het door veroordeelde overtreden van de
bijzonderevoorwaarde.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van 15 maart 2019;
  • een advies tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf door toezichthouders
De rechtbank heeft op 6 februari 2020 op de terechtzitting de officier van justitie,
mr. S. Leeman, en de gemachtigd raadsman van veroordeelde, mr. T.G.M. Houben, gehoord.
De officier van justitie heeft op de zitting toegelicht dat de vordering tenuitvoerlegging twee keer is aangebracht: één op grond van overtreding van de algemene voorwaarde en één op grond van overtreding van de bijzondere voorwaarde. Bij de vordering die ziet op de overtreding van de algemene voorwaarde is in de strafzaak (met parketnummers 13/183006-19 (zaak A); 13/184294-19 (zaak B); 13/741022-19 (TUL)) gevorderd dat deze wordt toegewezen. De vordering die ziet op de overtreding van de bijzondere voorwaarde moet ook worden toegewezen.
De verdediging heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de vordering niet in persoon is betekend en daardoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de vordering tenuitvoerlegging. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is, moet de vordering worden afgewezen of moet de proeftijd worden verlengd omdat het, gelet op de in de strafzaak op te leggen straf, niet opportuun is om verdachte nog twee weken gevangenisstraf te laten uitzitten. Het gaat nu beter met verdachte. Hij heeft een baan en zijn thuissituatie is redelijk stabiel. Wanneer de proeftijd wordt verlengd, blijft de voorwaarde gelden als een stok achter de deur.

De beoordeling

Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de vordering niet in persoon is betekend aan de veroordeelde geen aanleiding om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Er is geen rechtsregel die daartoe noopt.
Veroordeelde heeft de genoemde bijzondere voorwaarde niet nageleefd. De rechtbank zou dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging kunnen gelasten. Het is immers niet aan veroordeelde om te bepalen welke voorwaarden hij geschikt acht. Gelet echter op de straf die in de hoofdzaak met parketnummer 13/183006-19 aan veroordeelde wordt opgelegd, acht de rechtbank toewijzing van de vordering – met de raadsman – op dit moment niet opportuun. De vordering zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/741022-19.

Deze beslissing is genomen door
mr. M.A.E. Somsen voorzitter,
mrs. I. Mannen en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2020.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,