ECLI:NL:RBAMS:2020:1218

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
13/701287-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen en beledigingen met betrekking tot ambtenaren, vrijspraak voor vernieling en oplegging van gevangenisstraf

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en beledigingen van ambtenaren. De rechtbank heeft de zaken die onder verschillende parketnummers waren ingediend, samengevoegd. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 5 februari 2020, waar de officier van justitie, mr. G. Dankers, zijn vordering heeft gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een Starbucks Cappuccino en een krant, evenals beledigingen aan ambtenaren in functie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van een deur, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze vernieling had plaatsgevonden. De rechtbank achtte de overige feiten bewezen en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal en belediging van ambtenaren.

De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren voor gedragsverandering buiten het kader van de ISD-maatregel. De verdachte had al vier maanden in voorarrest gezeten, wat de rechtbank te lang vond. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die aangaf steun te zoeken in zijn geloof en zijn leven te willen veranderen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701287-19 (zaak A); 13/229918-19 (zaak B); 13/198491-19 (zaak C); 13/096282-19 (zaak D).
Datum uitspraak: 20 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] te [plaats 1] (adres [naam HvB] ),
verblijvende op het adres (opgegeven ter terechtzitting)
[adres 2] , [plaats 2] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht gevoegd, waarbij de zaken A, B en C op de eerdere zitting op 3 januari 2020 zijn gevoegd. Ter terechtzitting is zaak D aan deze zaken gevoegd. Hierna worden de zaken aangeduid als zaak A, B, C en zaak D.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – na wijziging van de tenlastelegging in zaak D op 6 februari 2020 in genoemde zaken ten laste gelegd dat hij
zaak A: een Starbucks Cappuccino heeft gestolen op 13 juni 2019;
zaak B: een krant heeft gestolen op 23 september 2019;
zaak C: [persoon 1] en [persoon 2] in hun hoedanigheid als ambtenaar heeft beledigd;
zaak D: 1. een deur heeft vernield op 20 april 2019;
2. [persoon 3] in zijn hoedanigheid als ambtenaar heeft beledigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Alle feiten kunnen op grond van de bewijsmiddelen in het procesdossier worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak D onder 1 ten laste gelegde vernieling omdat uit het procesdossier niet blijkt dat er een deur is vernield. Er is geen schade waargenomen.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de overige feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van de vernieling van de deur, feit 1 in zaak D
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat er een deur is vernield. De aangifte wordt op dit punt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Zo is niet geverbaliseerd dat is waargenomen door de politie dat sprake is van een vernielde deur en op de camerabeelden is niet te zien dat de deur is vernield.
Ten aanzien van de overige feiten in de zaken A, B, C en D
Op grond van de bewijsmiddelen in het procesdossier acht de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de overige feiten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van 13/701287-19 (zaak A)
op 13 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Starbucks Cappuccino, toebehorende aan de Spar;
ten aanzien van 13/229918-19 (zaak B)
op 23 september 2019 te Breda, een krant die toebehoorde aan winkelbedrijf Spar, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van 13/198491-19 (zaak C)
op 16 augustus 2019 te [plaats 3] , opzettelijk ambtenaren, te weten Buitengewoon Opsporingsambtenaar [persoon 1] en/of Buitengewoon Opsporingsambtenaar [persoon 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “Je bent een kanker koelie.” en/of “Wat denk je dat het blaadje van de vader is? Ik heb je moeder niet geneukt hoor. Je wordt zeker geil van dit soort dingen?” en/of “Jullie zijn echt kanker viezeriken.” en/of “Jij moet niet tegen mij praten, kanker koelie;”
ten aanzien van 13/096282-19 (zaak D)
2. op 20 april 2019 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten
[persoon 3] , brigadier van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: jullie zijn kankerlijers.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
Aan verdachte moet de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De ISD-vordering moet worden afgewezen omdat dit als uiterste middel pas kan worden ingezet wanneer er geen andere mogelijkheden meer zijn. In dit geval zijn er nog mogelijkheden en verdachte is gemotiveerd om zijn leven in positieve zin te veranderen. De enige reden dat het schorsingstoezicht retour is gezonden, is omdat verdachte zich vanwege zijn detentie niet heeft kunnen melden. Dat was het eerste toezicht dat aan verdachte is opgelegd. Er kan worden volstaan met een korte gevangenisstraf. De tijd die verdachte op dit moment al in voorarrest heeft gezeten is gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, te lang.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, géén ISD-maatregel aan verdachte opleggen. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf opgelegd van vier weken met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft vastgezeten. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen en het beledigen van ambtenaren in functie. Dit zijn ergerlijke en overlast gevende feiten.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel van het strafblad van verdachte van 18 december 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar meerdere reclasseringsadviezen uit 2019, waaronder het meest recente advies van 18 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte geen huisvesting, dagbesteding of inkomen heeft en dat sprake is van schuldenproblematiek. Ook zijn er vermoedens van middelengebruik. Omdat verdachte zich niet behandelbaar en niet begeleidbaar heeft opgesteld, worden er geen mogelijkheden gezien om verdachte te begeleiden met een hulptraject en wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft reclasseringsmedewerker N. Bakker, gehoord als deskundige, in aanvulling op het advies verklaard dat een alternatief, zoals het opleggen van bijzondere voorwaarden of het bieden van begeleiding in een vrijwillig kader, door de reclassering moeilijk haalbaar wordt geacht. Gelet op de levensstijl van verdachte is het voor hem nu moeilijk om tot verandering te komen. Op dit moment bestaan er alleen vermoedens van wat er bij verdachte speelt en moet verder onderzoek worden gedaan om tot een hulpvraag te komen. Dit kan het beste in het kader van een ISD-maatregel. Door verder onderzoek te verrichten kan verdachte in een zorginstelling worden geplaatst die hem die zorg kan bieden die hij ook echt nodig heeft. Een verblijf of traject bij ‘ [naam internationaal kerkgenootschap] ’ (de rechtbank neemt aan dat bedoeld wordt de christelijke zorgorganisatie ‘ [naam christelijke zorgorganisatie] ’, dat zijn oorsprong vindt in de ‘ [naam internationaal kerkgenootschap] ’ in [plaats 3] ), zoals verdachte wil, is niet mogelijk in het kader van reclasseringsbegeleiding of een ISD-maatregel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard een laatste kans te willen krijgen. De kans die hij nog niet heeft gehad. Hij wil zijn leven weer opbouwen en is al gestopt met het gebruiken van drugs. Verdachte zoekt steun in zijn geloof, volgt meerdere kerkdiensten in de week en hoopt zodra hij vrij komt terecht te kunnen bij ‘ [naam internationaal kerkgenootschap] ’ [plaats 4] . Verdachte kan verblijven bij zijn vriendin, krijgt een uitkering en heeft vertrouwen in zijn kunnen om zijn leven in positieve zin te veranderen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft verder geconstateerd dat bij verdachte in de afgelopen vijf jaar één keer een dwangkader als bijzondere voorwaarde bij een schorsing van de voorlopige hechtenis is toegepast. Hoewel het (groten)deels aan verdachte zelf is te wijten dat eerdere begeleiding niet van de grond gekomen, is het in dit kader wel relevant dat verdachte heeft verklaard dat hij open staat voor hulp en zijn leven wil veranderen. Hij is al gestopt met het gebruiken van drugs. Ook heeft hij verklaard dat hij bij zijn vriendin kan verblijven, een uitkering ontvangt en steun zoekt in zijn geloof. De rechtbank ziet derhalve, anders dan de reclassering, nog wel aanknopingspunten voor gedragsverandering bij verdachte, buiten het kader van een ISD-maatregel. De rechtbank benadrukt daarbij dat van verdachte wordt verwacht dat hij zelf belangrijke stappen zet om zijn leven te veranderen. Hij moet zich zelf inzetten om, via zijn kerk ‘ [naam internationaal kerkgenootschap] ,’ bij de door hem bedoelde ambulante hulporganisatie ‘ [naam christelijke zorgorganisatie] ’ terecht te kunnen voor hulp.
Mede gelet op de aard en frequentie van de feiten waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld is de rechtbank van oordeel dat, alles afwegende, de oplegging van de ISD-maatregel in dit geval en op dit moment, niet passend en geboden is. De rechtbank zal daarom afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en geen ISD-maatregel aan verdachte opleggen.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) waaruit is gebleken dat voor dit soort feiten gevangenisstraffen van meerdere weken passend wordt geacht. Verdachte heeft al ruim vier maanden vastgezeten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte al te lang heeft vastgezeten en heeft daarom de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van 6 februari 2020.

9.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [persoon 4] , heeft ten aanzien van het in zaak D onder 1 ten laste gelegde een vordering ingediend van € 710,-, bestaande materiële schade.
Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het in zaak D onder 1 ten laste gelegde, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak D onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, B, C en het in zaak D onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A en zaak B ten laste gelegde
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak C en zaak D onder 2 ten laste gelegde
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
[persoon 4] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. I. Mannen en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2020.
[...]