ECLI:NL:RBAMS:2020:117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
13/094716-19 (A), 13/669022-19 (B) en 13/057544-19 (C) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor straatroof en andere strafbare feiten in Amsterdam

Op 16 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die op 29 januari 2019 samen met anderen een straatroof heeft gepleegd. De verdachte heeft een horloge van het merk Maurice Lacroix van een slachtoffer gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing en woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in een georganiseerde groep en zijn jonge leeftijd meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende ernstige misdrijven in een korte periode, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen bevatte, en de oriëntatiepunten van het LOVS voor de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/094716-19 (A), 13/669022-19 (B) en 13/057544-19 (C) (Promis)
Datum uitspraak: 16 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in het [Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van 19 december 2019 en 16 januari 2020.
De rechtbank heeft op een eerdere zitting op 4 oktober 2019 de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Reisinger naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte zijn– samengevat – de volgende feiten ten laste gelegd:
Zaak A
1. op 29 januari 2019: diefstal met geweld (straatroof),
subsidiairafpersing;
2. tussen 6 februari en 20 februari 2019: het voorbereiden van diefstal(len) met geweld of afpersing(en) (straatroven);
Zaak B
1. op 16 februari 2019: diefstal met braak (woninginbraak);
2. op 16 februari 2019: vernieling (tijdens de woninginbraak);
Zaak C
Op 24 januari 2019: opzettelijk vervoeren van 10 pillen MDMA en 10,82 gram cocaïne.
De tenlastelegging is op de zitting van 19 december 2019 gewijzigd. De volledige tekst van de uiteindelijke tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Zaak A, feit 1
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 29 januari 2019 samen met anderen met geweld een horloge heeft gestolen van [slachtoffer 1] . De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [1]
3.1.1.
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een straatroof op 29 januari 2019. Hierbij is zijn horloge, een Aikon automatic van het merk Maurice Lacroix, nieuwwaarde € 1.690,- [2] , gestolen. Nadat [slachtoffer 1] zijn scooter voor een woning in de [adres woning] op slot had gezet werd hij van achteren met veel kracht om zijn nek vastgegrepen. De jongen die dat deed probeerde hem met kracht naar de grond te duwen. Tijdens de worsteling kwamen er nog twee jongens bij om de eerste jongen te helpen hem naar de grond te krijgen en dat lukte ook. [slachtoffer 1] wist tijdens de worsteling gelijk dat het om zijn horloge ging en riep tegen de jongens dat het geen AP [Audemars Piguet] was. De jongen die de arm om zijn nek had, trok deze harder aan, waardoor [slachtoffer 1] minder lucht kreeg. Eén van de jongens zei dat hij anders wel de arm van [slachtoffer 1] eraf zou snijden. [slachtoffer 1] zag ook dat een van de jongens met zijn hand in zijn jas ging. Daarom staakte [slachtoffer 1] zijn tegenwerking en hij zei dat hij zijn horloge wel zou geven. Nadat [slachtoffer 1] zijn horloge had losgemaakt, griste een van de jongens het horloge van zijn pols af en die schreeuwde dat het wel een AP was. [3]
Op basis van deze verklaring staat vast dat de ten laste gelegde diefstal met geweld is gepleegd en dat daar meerdere daders bij betrokken zijn. De vraag die de rechtbank in het bijzonder nog moet beantwoorden is of verdachte één van die daders is. Voor het beantwoorden van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Voordat [slachtoffer 1] naar de [adres woning] was gereden, heeft hij eerst getankt bij het Shell tankstation op de Hobbemakade. Tijdens het tanken merkte hij dat een jongen om hem heen liep en interesse in hem toonde. Toen [slachtoffer 1] klaar was, kwam deze jongen naar hem toe en vroeg aan hem hoe laat het was. [slachtoffer 1] keek op zijn horloge en deze jongen keek ook duidelijk naar zijn horloge. [4]
[slachtoffer 1] vermoedde dat de jongen die hem bij de Shell aansprak, dezelfde jongen was als degene die zei dat het wel een AP was. Daarom zijn de camerabeelden van de Shell opgevraagd en aan [slachtoffer 1] getoond. Na het tonen van de beelden gaf [slachtoffer 1] zonder aarzeling aan dat hij de man die aan hem de tijd vroeg herkende en hij verklaarde dat die man deel nam aan de straatroof. [5]
[naam 1] heeft zichzelf op de beelden herkend als de man die [slachtoffer 1] aanwees. [6] Op de camerabeelden van de Shell is te zien dat [naam 1] uit een Volkswagen Golf (kenteken [kenteken] ) stapt. Uit deze Golf komt ook een andere man gestapt. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij deze tweede man was. [8] Uit de bestudering van de camerabeelden blijkt dat op 29 januari 2019 rond 21.02 uur in totaal vier personen in de auto zaten. [9]
Door de politie is onderzoek gedaan naar het exacte tijdstip van de straatroof. De melding van de straatroof is door de medewerker van de centrale meldkamer opgemaakt om 21.23 uur. [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij niet direct na de straatroof heeft gebeld, maar eerst achter de verdachten was aangerend en naar hen heeft gezocht. [slachtoffer 1] schat dat het bellen wel 10 minuten later kon zijn geweest. [10] [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij op zijn scooter rechtstreeks naar de Sushipoint aan de Scheldestraat is gereden. Hier heeft hij – zo blijkt uit zijn bankrekening – om 21.07 uur een pinbetaling gedaan en vervolgens is hij op zijn scooter rechtstreeks naar de [adres woning] gereden. De reistijd van de Scheldestraat naar de [adres woning] is op een fiets ongeveer 6 minuten. De scooter van [slachtoffer 1] heeft een maximale constructiesnelheid van 25 km/h, zodat hij er ook ongeveer 6 minuten over gedaan zou hebben. [11] Op basis van deze bevindingen staat voor de rechtbank vast dat de straatroof op 29 januari 2019 rond 21.13 uur heeft plaatsgevonden.
Door de politie is ook onderzoek gedaan naar de reisbewegingen van de Volkswagen Golf waarin [naam 1] en verdachte reden. Daarbij heeft de politie gekeken naar gegevens van kentekenregistrerende camera’s van Vialis. De laatste registratie vóór het tanken en de straatroof was om 20:38 uur op de Amsteldijk (in zuidelijke richting) en de eerstvolgende registratie was om 21:20 uur op de Mauritskade (in Oostelijke richting). In het gebied tussen de Amsteldijk, Stadhouderskade, het Shell-tankstation en de [adres woning] staan geen Vialis-camera’s. [12] De rechtbank leidt hieruit af dat de Volkswagen Golf en haar inzittenden zich tussen 20:38 uur en 21:20 uur in dit gebied bevonden.
Ook is onderzoek gedaan naar de zendmastgegevens van het telefoonnummer [nummer] . Dit telefoonnummer staat op naam van verdachte. Op 29 januari 2019 om 21:11 uur vindt er een inkomend telefoongesprek plaats met dit telefoonnummer. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een basisstation gelegen aan de [adres 1] . Dit basisstation is ongeveer 411 meter verwijderd van het Shell-tankstation en ongeveer 560 meter van de [adres woning] . [13] Hieruit leidt de rechtbank af dat de telefoon die op naam van verdachte staat geregistreerd rond het tijdstip van de straatroof in de directe omgeving van die straatroof was.
3.1.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging bewezen.
3.1.3.
Standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat hij betrokken was bij de straatroof. Hij verklaarde dat hij na het tanken gelijk is teruggereden naar een shisha-lounge in Zaandam.
De raadsman stelt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de straatroof heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. In de eerste plaats stelt de raadsman dat [slachtoffer 1] verdachte niet heeft herkend, maar slechts vermoed dat verdachte ook betrokken was. Voor zover sprake is van een herkenning, is sprake van een éénpersoonsconfrontatie. Die herkenning heeft geen enkele bewijswaarde.
Daarnaast stelt de raadsman dat het dossier wel steun bevat voor de verklaring van verdachte. Zo past verdachte niet goed in de opgegeven signalementen en is de auto waarin verdachte zat rond het in de aangifte genoemde tijdstip van de straatroof (21:22-21:25 uur) vier kilometer verderop.
Ook blijkt uit de verschillende zaaksdossiers dat verschillende medeverdachten bij de politie in beeld zijn gekomen als verdachte van het plegen van vergelijkbare straatroven, zodat een alternatieve groep daders voor de hand ligt.
3.1.4.
Oordeel van de rechtbank
[naam 1] is door [slachtoffer 1] aangewezen als één van de daders van de straatroof. Deze straatroof vond plaats op 29 januari 2019 rond 21:13 uur. Rond die tijd zat [naam 1] in een Volkswagen Golf die in omgeving van de [adres woning] was. Verdachte zat ook in die auto, samen met nog twee onbekend gebleven mannen. De telefoon van verdachte straalde daarnaast rond de straatroof een zendmast aan in de directe omgeving van de straatroof.
De verklaring van verdachte dat hij na het tanken gelijk terug is gereden naar een shisha-lounge in Zaandam en niets met de straatroof te maken heeft vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Daarvoor is het volgende van belang. Deze verklaring past niet bij de reisbewegingen van de auto waarin verdachte reed en ook niet bij de bevindingen van zijn telefoon. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat verdachte rond de straatroof niet over zijn eigen telefoon beschikte of dat hij kort na het tanken geen gebruik meer heeft gemaakt van de Volkswagen Golf.
Ook wijkt de verklaring van verdachte af van de verklaring van [naam 1] over wat er gebeurd is na het tanken. Volgens [naam 1] zouden ze na het tanken de snelweg opgereden zijn en zou [naam 1] thuis (in [stadsdeel] ) zijn afgezet. Verdachte verklaarde bij de rechter-commissaris echter pas bij de shisha-lounge uit elkaar te zijn gegaan. Bovendien passen zowel de verklaring van verdachte als die van [naam 1] niet bij de vastgestelde reisbewegingen van de Volkswagen Golf.
Verder is van belang dat verdachte geen antwoord kon of wilde geven op de meeste (aanvullende) vragen over zijn handelen voor en na het tanken die aan hem ter zitting zijn gesteld. Voor zover verdachte wel antwoord gaf op die vragen, worden die op relevante onderdelen weersproken door het dossier. Zo bleef verdachte erbij dat er maar twee personen ( [naam 1] en verdachte) in de Volkswagen Golf zaten, terwijl uit de camerabeelden blijkt dat sprake is van vier inzittenden.
De rechtbank merkt tot slot op dat zij de mededelingen van [slachtoffer 1] over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de straatroof niet heeft gebruikt in de bewijsconstructie. De verweren die de verdediging op dat punt heeft gevoerd, bespreekt de rechtbank om die reden verder niet meer.
De rechtbank gaat er op basis van de feiten en omstandigheden in het dossier van uit dat [naam 1] en de overige inzittenden van de Volkswagen Golf, waaronder verdachte, betrokken zijn bij de straatroof. Drie personen zijn daadwerkelijk naar [slachtoffer 1] toegegaan en een vierde persoon is bij de vluchtauto achtergebleven. Van [naam 1] kan de rechtbank op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] vaststellen dat hij naar [slachtoffer 1] is gegaan. De rolverdeling tussen de overige drie daders kan de rechtbank niet vaststellen.
Voor een bewezenverklaring is ook niet vereist dat die rolverdeling nauwkeurig aangeduid kan worden. De samenwerking tussen de drie daders die naar [slachtoffer 1] zijn toegegaan is aan te merken als een gezamenlijke uitvoering tijdens de straatroof, zodat elk van die daders als medepleger aan te merken is. Ook degene die bij de vluchtauto bleef is aan te merken als medepleger. Voor medeplegen is vereist dat komt vast te staan dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier blijkt dat ten tijde van het ontdekken van het doelwit van de straatroof, de vier daders bij elkaar waren en dat zij het doelwit vanuit de auto kennelijk hebben kunnen volgen naar het Sushipoint en vervolgens naar de [adres woning] . Een kenmerkend aspect van een straatroof is dat het misdrijf op straat wordt gepleegd, wat risico’s meebrengt van onverwachte getuigen en tegenstand bij het vluchten. Bij de uitvoering van een straatroof is de vlucht een cruciaal element en daarmee vervult de bestuurder van de vluchtauto een cruciale rol bij het welslagen van het misdrijf. Een cruciale rol die als medeplegen is aan te duiden.
Nu op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden is gebleken dat verdachte of daadwerkelijk bij de straatroof aanwezig was, of op dat moment in de vluchtauto was, en in beide gevallen sprake is van het in vereniging begaan van die straatroof, is bewezen dat verdachte die straatroof als medepleger heeft begaan.
3.2.
Zaak A, feit 2
3.2.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte op 10 februari 2019 samen met anderen een straatroof heeft voorbereid en dat zij daarvoor een Volkswagen Polo en telefoons voorhanden hebben gehad.
De officier van justitie vindt niet bewezen dat verdachte in de rest van de ten laste gelegde periode betrokken is geweest bij het voorbereiden van een of meer straatroven en dat verdachte de overige in de tenlastelegging genoemde voorwerpen in die periode daarvoor voorhanden heeft gehad.
3.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman concludeert dat niet is bewezen dat verdachte een straatroof heeft voorbereid, zodat hij moet worden vrijgesproken.
De raadsman stelt dat bij het afluisteren van telefoonnummer [nummer] en bij stelselmatige observaties sprake is van vormverzuimen en dat die vormverzuimen moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
De raadsman stelt dat de telefoontap is gebaseerd op informatie uit een CIOT-bevraging die op 11 februari 2019 is ontvangen, terwijl de rechter-commissaris op 31 januari 2019 al mondeling een machtiging heeft verstrekt. Die mondelinge machtiging is te laat – op 4 februari 2019 – op schrift gesteld. Daarnaast ontbreekt de noodzaak tot het afluisteren van het telefoonnummer en ontbreekt de dringende noodzaak voor het verstrekken van een mondelinge machtiging.
De raadsman stelt dat ook het bevel om verdachte stelselmatig te observeren te laat op schrift is gesteld (14 mei 2019, na mondelinge machtiging op 7 februari 2019). Daarnaast is het bevel tot stelselmatige observatie van de Volkswagen met kenteken [kenteken] op 4 februari 2019 is gegeven, terwijl al op 1 februari 2019 is geobserveerd.
Daarnaast stelt de raadsman dat uit de tapgesprekken niet zonder meer blijkt dat sprake is van het voorbereiden van een straatroof, zodat de criminele intenties van verdachte niet uit het dossier blijken.
Tot slot stelt de raadsman dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen niet bestemd zijn tot het begaan van een straatroof. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een strafbare voorbereiding vereist is dat de voorwerpen bestemd moeten zijn tot het begaan van het misdrijf dat wordt voorbereid, en niet voor de voorbereiding zelf. In het bijzonder zijn de telefoons en de auto niet bestemd tot het begaan van een straatroof.
3.2.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 10 februari 2019 samen met anderen een diefstal met geweld heeft voorbereid door een Volkswagen Polo en telefoons voorhanden te hebben. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [14]
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte op andere dagen in de ten laste gelegde periode straatroven heeft voorbereid of andere voorwerpen voorhanden heeft gehad om in die periode een straatroof te bereiden.
Geen bewijsuitsluiting
Telefoontap
Dat het telefoonnummer [nummer] van verdachte was, bleek niet voor het eerst uit de CIOT-bevraging, maar ook al eerder uit een verhoor van verdachte op 25 januari 2019 (zaak C). Daarmee was dit voorafgaand aan de aanvraag van de telefoontap al bekend.
De mondelinge machtiging is binnen de door de wet gestelde termijn op schrift gesteld. Op de drie-dagen-termijn vanaf donderdag 31 januari 2019 is de Algemene termijnenwet van toepassing en omdat de termijn op zondag zou eindigen, is de termijn op grond daarvan verlengd tot maandag 4 februari 2019.
Daarnaast is voldoende gebleken van een noodzaak tot het aftappen van de telefoon van verdachte en een dringende noodzaak dat dit mocht gebeuren op basis van een mondelinge machtiging. Verdachte was in beeld gekomen bij een ernstig strafbaar feit (Zaak A, feit 1) en daarnaast was sprake van meerdere ernstige straatroven waarbij dure horloges werden buitgemaakt. Tegen deze achtergrond heeft de rechter-commissaris in redelijkheid de (mondelinge) machtiging kunnen verstrekken om het telefoonnummer van verdachte te laten afluisteren.
Stelselmatige observaties
Ten aanzien van de observatie in de nacht van 1 op 2 februari 2019 is niet gebleken dat sprake was van zodanig observeren dat sprake was van een stelselmatige observatie in de zin van de wet. Dat deze observatie plaatsvond voordat een bevel tot stelselmatige observatie van de Volkswagen Golf was afgegeven levert daarmee ook geen vormverzuim op.
Ten aanzien van het bevel tot observatie, met kenmerk 19-06162 blijkt uit het dossier dat het mondelinge bevel op 7 februari 2019 is gegeven en dat deze op 14 mei 2019 op schrift is gesteld. De rechtbank constateert dat dit niet binnen de wettelijke termijn van drie dagen is gebeurd.
De rechtbank constateert ook dat het dossier bevelen tot observatie bevat van 4 en 8 februari 2019 (met kenmerk 19-01488) op basis waarvan in dit onderzoek verdachte stelselmatig geobserveerd mocht worden en de Volkswagen Golf en Volkswagen Polo met behulp van peilbakens gevolgd mochten worden. Bij deze bevelen is niet gebleken dat sprake is van vormverzuimen.
Tegen deze achtergrond en gelet op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel voor verdachte kan worden volstaan met de constatering dat het bevel van 7 februari 2019 niet binnen de wettelijke termijn op schrift is gesteld.
Wel voorbereiding
Op 10 februari 2019, tussen 03:21 uur en 05:23 uur, worden de gesprekken die zijn gevoerd in een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] door de politie opgenomen en later uitgeluisterd. [15] Op dat moment zitten [naam 2] , [naam 3] en een onbekende derde in de auto. Op 10 februari 2019 wordt het telefoonnummer van verdachte ( [nummer] ) ook getapt.
Uit de opnamen uit de auto en de tap op het telefoonnummer blijkt dat op 10 februari 2019 meerdere keren contact is tussen de mensen in de Volkswagen Polo en de telefoon van verdachte.
Verdachte stelt op zitting dat hij de gesprekken niet heeft gevoerd, dat hij zijn telefoon wel uitleende, ook voor meerdere dagen en dat de gesprekken dan dus door anderen gevoerd moeten zijn.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte die nacht de bewuste gesprekken wel heeft gevoerd. Dat verdachte zijn telefoon heeft uitgeleend is onvoldoende aannemelijk geworden, mede ook doordat verdachte geen inzicht heeft willen geven aan wie en hoe lang hij de telefoon heeft uitgeleend. Daarnaast is door een verbalisant een deel van de belastende gesprekken op verschillende momenten van de nacht teruggeluisterd en daarop is de stem van verdachte herkend. [16]
Uit de opgenomen gesprekken in de auto en via de telefoon blijkt het volgende.
Rond 3:57 uur belt [naam 2] ( [naam 2] ) met verdachte en hebben zij het volgende gesprek, waarbij de stem van verdachte is herkend: [17]
[naam 2] : Waar ben je?
[verdachte] : ik rij nu naar West
[naam 2] : wat ga je doen?
[verdachte] : ik denk dat ik hier even blijf
[naam 2] : had je niemand gezien?
[verdachte] : nee niemand. Ik ben gelijk weggegaan.
[naam 2] : [naam 4] had iemand gezien
[verdachte] : wie dan?
[naam 2] : Iemand met een knotje
[verdachte] : waar dan?
[naam 2] : binnen, lange gast met een knotje
[verdachte] : kan het nog steeds?
[naam 2] : ik weet het niet, ik dacht jij bent binnen.
[verdachte] : nee ik ben niet meer binnen. Ik spreek je. [18]
Vervolgens wordt het gesprek in de Polo voortgezet, waaraan [naam 3] ( [naam 3] ) en de onbekende man (?) ook deelnemen:
[naam 2] : gaan we timeren hier of wat?
?: we gaan moven man.
[naam 3] : Serieus? Rem rem rem Met knotje toch?
?: Daar loopt ie
[naam 3] : [bijnaam] wat doe je man? Voor mijn neus,
?: heeft ie een knot?
[naam 3] : ja, kijken of hij ansjo heeft.
[naam 2] : hij loopt weg. Nu achter dat windscherm toch?
K: ik kan het niet goed zien.
[naam 2] : ik heb zeker een ansjo gezien
?: wel met een band maar een gekke.
[naam 3] :leren band?
?: ja, Breitling
[naam 3] : Patek Philippe?
?: nee, broer gewoon die vierkante
[naam 3] : Alleen maar Rolies worden hier uitgedeeld. [19]
Rond 4:10 uur belt verdachte weer naar de [naam 2] , waarbij de stem van verdachte is herkend: [20]
[naam 2] : hallo
[verdachte] : heey niffo
[naam 2] : ja
[verdachte] : weet je wie hier zit?
Een van Batman en die Van Boef (fon) die gouwe.
[naam 3] :(schreeuwt) waar?!waar! Waar! Waar!
[verdachte] . hier! Hier! Hier! Lammetje, lammetje, lammetje.
?: volgen volgen.
[verdachte] : ik ben ook nog met die andere twee met die watch. [21]
Vervolgens wordt het gesprek in de Polo weer voortgezet:
(…)
[naam 3] : kanker man! Snel, snel, vlieg vlieg vlieg! Vliegen broer! Rij rustig hier.
?: welke
[naam 3] : Batman en die van Boef(fon) broer Pressure. Pak gelijk die Pressure af vriend, die Batman mogen hun hebben. Die Batman mogen hun hebben broer. Pak gelijk die Pressure broer. (…)
[naam 3] : ik zei tegen je: [verdachte] gaat met goed nieuws komen. Ik had al zo’n gevoel broer.(…) [22]
Rond 4:16 uur belt verdachte weer met [naam 2] :
[naam 2] : Waar ben jij?
[verdachte] : Lammetje
[naam 2] : Ik kom eraan, kleine drie a vier minuten
[verdachte] : parkeer [23]
Na een kort gesprek in de Polo belt [naam 3] met verdachte:
[naam 3] : wil je hem voor de deur geven?
[verdachte] : nee kankergek broer. We gaan wisselen.
[naam 3] : ja maar hoe? Hoe gaan ze loesoe, dat is belangrijk
[verdachte] : maakt niet uit. We gaan kijken hoe ze weggaan toch?
[naam 3] : ik kom eraan. [24]
[naam 3] belt rond 4:27 uur opnieuw naar verdachte:
[naam 3] : wat moet ik doen? Moeten we naar binnen komen of wat?
[verdachte] : Waar rij je dan?
[naam 3] :We staan hier gewoon geparkeerd. Weet je waar? Er is een inrit waar je daar kan rijden, je weet toch? Je kan niet helemaal naar binnen rijden bij het Leidse. Je weet toch? Je weet waar toch? Spiegelgracht. Spiegelgracht, Spiegelgracht.
[verdachte] : spiegelgracht?
[naam 3] : ja Spiegelgracht gekruist aan Prinsen .
[verdachte] : naar eh Lammetje en dan laat je die andere [bijnaam] in de waggi.
[naam 3] : ok. [25]
Vervolgens wordt het gesprek in de Polo voortgezet:
[naam 3] : Heb je zin om een Ansjo uit te delen?
?: Kanker graag,
?: Ik stap uit en geef hem leipe pakkie(fon)
[naam 3] : Hé [bijnaam] geef eens effe jouw ID? Kanker man! Zet hem hiero. [bijnaam] (fon), spring achter het stuur.? [26]
Rond 6:00 uur belt verdachte nog met een onbekende man. Zij voeren het volgende gesprek, waarbij de stem van verdachte is herkend: [27]
nn: welke kant is hij opgegaan?
[verdachte] : ik volg hem nu
NN: heey?
[verdachte] : ja
NN: welke kant is hij opgegaan?
[verdachte] : hij is hiero, langs Holland Casino
NN: zeker een watcha?
[verdachte] : ja niffo, zeker, Hij gaat nu richting PC.
NN: PC?
[verdachte] : ja, leipe actie. Hij ziet me niet eens.
NN: haha
[verdachte] : Hij gaat een taxi pakken man
NN: Taxi?
[verdachte] : ja. Kom snel. Gewoon aan de Holland casino kant. Bij die hoofdweg, snel
NN: ik ben om de hoek
[verdachte] : hij stapt nu in.
NN: 1 seconde
[verdachte] : doe snel. Waar ben je dan? Hij vertrekt nu.
NN: jaja, ik ben bij die stoplichten.
[verdachte] : vlieg asabi, vlieg
NN: ja
[verdachte] : hij vertrekt nu, je weet toch
NN: waar ben je. Ik ben bij Holland Casino
[verdachte] : ja Holland Casino, achterkant, snel. ik zie hem niet meer.
NN: Ik ben nu bij stoplicht. Bij Holland
[verdachte] : Hier. Ik ben er ook asabi man. Hier. Draai om. [28]
De rechtbank leidt uit deze gesprekken het volgende af. Verdachte is in de nacht van 10 februari 2019 op pad en op zoek naar mensen met dure horloges, bijvoorbeeld maar niet alleen een Breitling of een Patek Philippe. Daarover heeft hij telefonisch contact met anderen die in een auto zitten. Als een drager van een duur horloge is gevonden is het de bedoeling dat de auto met inzittenden (snel) ter plaatse komt, zodat met extra mankracht het horloge afgepakt kan worden. Daarbij blijft ook één iemand bij de auto, kennelijk om zo nodig snel te kunnen vluchten.
De rechtbank begrijpt de gesprekken daarbij zo dat de verdachten met ‘watcha’ en ‘ansjo’ ‘horloge’ bedoelen. Met ‘uitdelen’ bedoelen zij niets minder dan ‘stelen’ of ’afpakken’.
Op basis van deze gesprekken bestaat er dan ook geen twijfel dat verdachte en zijn gesprekspartners bezig zijn met het voorbereiden van diefstallen met geweld; in het bijzonder straatroven waarbij horloges buitgemaakt moeten worden.
Wel strafbare voorbereiding
Voor een strafbare voorbereiding is vereist de voorwerpen die de verdachten voorhanden hebben bestemd zijn tot het begaan van dat misdrijf. Het moet daarbij gaan om het misdrijf dat wordt voorbereid en niet om de voorbereiding zelf.
Uit de hiervoor weergegeven gesprekken blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten een Volkswagen Polo en telefoons voorhanden hebben gehad. De handelwijze van verdachte en zijn medeverdachten kenmerkt zich hierdoor dat een deel van de dadergroep zich tussen de mensen begeeft, in dit geval verdachte in het bijzonder. Een ander deel is aanvankelijk meer op afstand en bevindt zich in de auto. Vanaf het moment dat een potentieel doelwit wordt gevonden, wordt geprobeerd om de dadergroep snel te verenigen: door telefonisch contact en met behulp van de auto. Zo nodig kan het potentiele doelwit gevolgd worden vanuit de auto. Het gebruik van de auto en de telefoons is daarmee een wezenlijk onderdeel van de handelwijze waarmee verdachte en zijn medeverdachten diefstallen met geweld willen plegen.
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat de auto en de telefoons in deze zaak bestemd zijn tot het begaan van diefstallen met geweld. Dit betekent dat de voorbereidingshandelingen die verdachte samen met zijn medeverdachten heeft verricht, ook strafbaar zijn.
3.3.
Zaak B, feiten 1 en 2
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [29]
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak in haar woning op het adres [woonadres] te Amsterdam. Zij had tijdens haar vakantie gehoord dat er was ingebroken in de woning. Toen zij met haar man thuiskwam trof zij een behoorlijke ravage aan. De daders waren binnengekomen via de achterzijde en hebben daarbij de ruit van de schuifpui ingegooid met een stoeptegel. Ook was geprobeerd om een stalen deur open te breken. Deze deur was bevestigd in een stalen kozijn voor de trapkast. Bij het openbreken is flinke schade ontstaan ter hoogte van de scharnieren. [30]
Naar aanleiding van een melding over een mogelijke inbraak zijn op 16 februari 2019 rond 03:30 uur verschillende verbalisanten naar de [woonadres] gegaan. Verbalisant [verbalisant 1] zag twee personen over de schutting tussen de woningen aan de [woonadres] en [huisnummer] klimmen. [31] Verbalisant [verbalisant 2] kwam van de voorkant van de woning naar achteren en zag dat [naam 5] vanuit de achtertuin, van achtertuin naar achtertuin aan het klimmen was. Een collega heeft [naam 5] aangehouden in een van de nabijgelegen achtertuinen. [32] Ondertussen zag [verbalisant 2] een andere persoon rennen. Toen [verbalisant 2] deze persoon tot een afstand van vijf meter was genaderd, zag hij dat er bloed op zijn jas en handen zat en dat de jas ook was gescheurd. Vervolgens is deze persoon aangehouden en het bleek verdachte te zijn. [33]
Op de route die verdachte rennend had af gelegd trof [verbalisant 2] een kaasschaaf met bloed aan en op een meter afstand daarvan ook een lepel met bloed. De kaasschaaf en de lepel zijn in beslag genomen. [34] In de woning, op de grond achter de voordeur werd een vork aangetroffen en deze is ook in beslag genomen. [35]
De in beslag genomen lepel en vork zijn aan [slachtoffer 2] en [naam partner] getoond en zij herkenden deze als de lepel en de vork uit hun bestekla. Daarnaast gaven zij aan dat zij nog een kaasschaaf misten. [36]
Nadat [verbalisant 2] van de voorzijde van de woning naar de achterzijde was gegaan, zag verbalisant [verbalisant 3] aan de voorkant van de woning een man uit de woning rennen. [37] [verbalisant 3] heeft deze man die nacht niet meer aangetroffen.
Uit deze feiten en omstandigheden blijkt dat op 16 februari 2019 een inbraak heeft plaatsgevonden en dat daarbij een kaasschaaf en bestek is weggenomen. Tijdens de inbraak zijn daarnaast de bij feit 2 genoemde goederen beschadigd en vernield. Daarmee staat vast dat de ten laste gelegde feiten hebben plaatsgevonden en dat daarbij in elk geval drie daders betrokken waren.
[naam 5] en de later op basis van dna-sporen aangehouden verdachte [naam 6] hebben beiden bekend dat zij op 16 februari 2019 in de bewuste woning hebben ingebroken.
De vraag die de rechtbank in het bijzonder nog moet beantwoorden is of ook verdachte één van de daders van deze woninginbraak is.
3.3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte de ten laste gelegde inbraak en vernieling samen met [naam 5] en [naam 6] heeft gepleegd.
3.3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat niet is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde inbraak en vernieling heeft gepleegd, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het bijzonder ontbreekt overtuigend bewijs dat verdachte in de woning aanwezig is geweest.
3.3.4.
Oordeel van de rechtbank
De betrokkenheid van verdachte blijkt voor de rechtbank uit de volgende omstandigheden. Verdachte is kort na de inbraak in de directe omgeving van de woning aangehouden, onder opvallende omstandigheden (rennend, bloedend en met een gescheurde jas). Op de route die hij heeft afgelegd zijn een kaasschaaf en een lepel aangetroffen die afkomstig zijn uit de woning waar is ingebroken.
Naar het bloed op de kaasschaaf is dna-onderzoek gedaan. Het resultaat daarvan is dat het bloed van verdachte kan zijn, met een matchkans van 1 op 1 miljard. [38] De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het bloed op de kaasschaaf van verdachte afkomstig is.
Tot slot betrekt de rechtbank bij haar beoordeling dat verdachte geen aannemelijke of verifieerbare verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid ter plaatse, de omstandigheden waaronder hij ter plaatse was en voor het aantreffen van zijn bloed op de kaasschaaf.
3.4.
Zaak C
Verdachte heeft het in zaak C ten laste gelegde feit op de zitting bekend. De rechtbank vindt – net als de officier van justitie - het feit mede gelet op die bekennende verklaring bewezen.
De rechtbank baseert die bewezenverklaring op de verklaring van verdachte op de zitting van 19 december 2019 en de volgende bewijsmiddelen:
  • Een proces-verbaal met nummer 2019017213-9 van 24 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (Zaak C, pag. 4-5).
  • Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer 2019017213‑6, van 24 januari 2019 (Zaak C, pag. 29).
  • Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer 2019017213‑8, van 24 januari 2019 (Zaak C, pag. 33).
  • Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, met nummer 2019017213‑12, van 24 januari 2019 (Zaak C, pag. 39).
  • Een verslag van 14 februari 2019, rapportnummer 0087N19 van ing. L.I. Stuyver, forensisch expert, in de zaak tegen de verdachte [verdachte] (Zaak C, pag. 6).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Zaak A, feit 1 (primair)
op 29 januari 2019 te Amsterdam op de openbare weg, te weten de [adres woning] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een (exclusief) horloge (Maurice Lacroix, type Aikon automatic) toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s) (zakelijk weergegeven):
  • die [slachtoffer 1] met kracht bij zijn nek heeft/hebben vast gehouden en
  • die [slachtoffer 1] met kracht naar de grond heeft/hebben geduwd en
  • (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) heeft/hebben gezegd dat zij, verdachten, de arm van [slachtoffer 1] zouden afsnijden;
Zaak A, feit 2
op 10 februari 2019 te Amsterdam, in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk:
  • een auto (een Volkswagen Polo) en
  • telefoons (om onderling te communiceren),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
Zaak B, feit 1
op 16 februari 2019 te Amsterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en uit een woning, gelegen aan de [woonadres] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kaasschaaf en bestek, toebehorend aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak;
Zaak B, feit 2
op 16 februari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een raam van een schuifpui en
  • een stalen deur en een stalen kozijn van een trapkast
in de woning gelegen aan de [woonadres] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft vernield en beschadigd;
Zaak C
op 24 januari 2019 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd, 10 pillen van een materiaal bevattende MDMA en 10,82 gram aan poeder van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5. Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in (de voetnoten bij) paragraaf 3 van dit vonnis.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie heeft daarbij verzocht om aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht, een locatieverbod voor Amsterdam Oud-Zuid, een locatiegebod, elektronische controle, begeleiding door Indaad, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest (ongeveer 8,5 maand). Uiterst subsidiair verzoekt de raadsman daarnaast eventueel een taakstraf of een voorwaardelijk strafdeel (met bijzondere voorwaarden) op te leggen.
De raadsman verzoekt in elk geval om – anders dan de officier van justitie - bij een deels voorwaardelijke straf geen straf op te leggen die – uitgaande van een voorwaardelijke invrijheidstelling – ongunstiger zou zijn dan een geheel onvoorwaardelijke straf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van twintig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaar.
Verdachte heeft zich op jonge leeftijd in een periode van een kleine maand schuldig gemaakt aan verschillende ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft in de eerste plaats xtc-pillen en cocaïne vervoerd. Op basis van de hoeveelheid harddrugs en de aangetroffen weegschaal is daarbij sprake van een dealerindicatie. Het lijkt er sterk op dat verdachte de drugs niet alleen bij zich had voor eigen gebruik of gebruik in eigen kring, maar dat verdachte ook een rol speelt in de handel in drugs.
Vervolgens heeft verdachte samen met anderen een straatroof gepleegd waarbij een duur horloge is weggenomen. Anderhalve week later heeft verdachte een nacht lang gekeken of er nog nieuwe potentiele slachtoffers waren van wie een horloge door middel van een straatroof afgenomen kon worden. Uit het samenspel van deze beide feiten komt een beeld naar voren waarbij verdachte onderdeel is van een groep mensen die in georganiseerd verband en min of meer stelselmatig betrokken is bij straatroven. Dat is zeer ernstig.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij in de woning – ondanks een geringe buit – veel schade is veroorzaakt.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 26 november 2019. Hieruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een poging tot afpersing. Deze eerdere veroordeling werkt strafverzwarend.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Deze noemen voor een straatroof met licht geweld of bedreiging met geweld bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Het oriëntatiepunt voor een woninginbraak met recidive is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Voor het vervoeren van 10-50 gram harddrugs noemen de oriëntatiepunten een taakstraf van 100 uur.
Door de ernst van de feiten, die ook tot uitdrukking worden gebracht door deze oriëntatiepunten, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden in beginsel een passende sanctie op de door verdachte gepleegde feiten. Een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het voorarrest zoals bepleit doet dan ook onvoldoende recht aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten.
De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte opleggen, met een groot aantal bijzondere voorwaarden. Van belang is dat verdachte nog erg jong is, 19 jaar ten tijde van de feiten, en dat hij in korte tijd verschillende ernstige misdrijven heeft gepleegd. Het strafblad van verdachte was voorafgaand aan die feiten relatief beperkt. Het lijkt er daarom op dat verdachte op een kruispunt in zijn leven staat waarbij hij met de nodige hulp nog kan terug keren op het rechte pad, of zonder hulp de verkeerde kant op kan blijven gaan.
Ook de reclassering ziet bij verdachte – ondanks zijn grotendeels ontkennende proceshouding – mogelijkheden om met hem aan de slag te gaan met een groot aantal bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal die bijzondere voorwaarden ook aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden. Daarbij ziet de rechtbank – net als de officier van justitie – geen aanleiding om ook een gebiedsverbod voor Amsterdam Nieuw-West op te leggen. Daarom zal de rechtbank het gebiedsverbod beperken tot een tweetal buurten in Amsterdam Oud-Zuid. Omdat de in het reclasseringsadvies opgenomen plattegrond onvoldoende duidelijk de grenzen van het gebiedsverbod aanwijst, dient de reclassering daarover nog nadere duidelijkheid te verschaffen. Net als de officier van justitie ziet de rechtbank in aanvulling op het reclasseringsrapport ook aanleiding om een contactverbod aan verdachte op te leggen ten aanzien van drie van de medeverdachten die bij (de voorbereiding van) straatroven in beeld zijn gekomen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld.
Gelet op de in georganiseerd verband verrichte voorbereidingshandelingen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank vindt het onwenselijk als verdachte lopende een eventueel hoger beroep op enig moment in vrijheid wordt gesteld zonder dat de verdachte aan het kader van de beoogde bijzondere voorwaarden is onderworpen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 46, 47, 55, 57, 63, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1 (primair)
-
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
Zaak A, feit 2
-
medeplegen van voorbereiding van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Zaak B, feit 1 en 2
- eendaadse samenloop van:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
Zaak C
-
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
-
Locatieverbod
zich niet bevindt in het Museumkwartier en de Apollobuurt in Amsterdam Oud-Zuid.
De reclassering dient voorafgaand aan de invrijheidstelling van veroordeelde een nadere aanduiding te geven van deze buurten, zodat voor veroordeelde kenbaar is in welk gebied hij niet mag verblijven.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de advocaat dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
-
Locatiegebod
op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres ( [adres] te [woonplaats] ).
De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkenen een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
-
Ambulante behandeling
zich laat behandelen door Spirit (met specifiek de IFA-aanpak) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Begeleiding
opnieuw wordt aangemeld bij Indaad en meewerkt aan de begeleiding die zij hem bieden.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en in overleg met Indaad en/of Spirit.
Het verblijf start vanaf het moment dat de reclassering een geschikte elk voor veroordeelde heeft gevonden en duurt zolang als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-
Contactverbod
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
o
[naam 2], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
o
[naam 1], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
o
[naam 3], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
-
Elektronisch toezicht
zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 2] van:
1. STK Kaasschaaf
5709217
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M.J.E. Geradts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal. Tenzij anders aangegeven, gaat het om processen-verbaal die onderdeel uitmaken van het zaaksdossier ‘ [adres woning] ’.
2.Een geschrift, zijnde een factuur van 16 augustus 2018 (bijlage 2 bij de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] ).
3.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2019020539-1 (pag. 1000-1001).
4.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2019020539-1 (pag. 1000).
5.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 10773787 (pag. 1018).
6.Een proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , met documentcode 111330011 (Persoonsdossier [naam 1] , pag. 15).
7.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 10782752 (pag. 1013).
8.Verklaring van verdachte op de zitting van 19 december 2019.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 11338134 (pag. 1066-1068).
10.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 11174020 (pag. 1061).
11.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 11174020 (pag. 1062).
12.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 11165245 (pag. 1057 en 1059).
13.Een proces-verbaal van bevindingen, met documentcode 11165245 (pag. 1057-1058).
14.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal. Tenzij anders aangegeven, gaat het om processen-verbaal die onderdeel uitmaken van het zaaksdossier ‘Voorbereidingshandelingen’.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2011-2012).
16.Een proces-verbaal, met documentcode 11184563 (los en ongenummerd).
17.Een proces-verbaal, met documentcode 11184563 (los en ongenummerd).
18.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2014).
19.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2015).
20.Een proces-verbaal, met documentcode 11184563 (los en ongenummerd).
21.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2015).
22.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2016).
23.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2016).
24.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2017).
25.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2017).
26.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2017-2018).
27.Een proces-verbaal, met documentcode 11184563 (los en ongenummerd).
28.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 146 (pag. 2036).
29.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met registratienummer PL1300-2019033646 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal.
30.Een proces-verbaal van aangifte, met nummer 2019033646-1 (ongenummerd, blad 1-2).
31.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-15 (pag. B01).
32.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-14 (pag. B04) en een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-17 (pag. B14-B15).
33.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-14 (pag. B05).
34.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-14 (pag. B06).
35.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-13 (pag. B10).
36.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-74 (ongenummerd).
37.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2019033646-13 (pag. B10).
38.Een mutatierapport, met nummer 2019033646-56 (pag. 3a (aanvulling)) en een NFI-rapport, met nummer 2019.03.05.102 (pag. 5 (aanvulling)).