ECLI:NL:RBAMS:2020:1164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2745
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en draagkrachtberekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat deze aanvragen had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 8 oktober 2018 zijn afgewezen en dat de bezwaren van eiseres op 3 april 2019 ongegrond zijn verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoert dat de draagkrachtberekening onjuist is uitgevoerd omdat haar hoge woonlasten niet zijn meegenomen.

De rechtbank heeft overwogen dat de draagkracht van eiseres is vastgesteld op basis van haar inkomen en dat de kosten van rechtsbijstand zijn meegenomen in de berekening. Eiseres heeft echter niet aangetoond dat haar schulden in het kader van een schuldsanering worden afgelost, waardoor deze niet zijn meegenomen in de draagkrachtberekening. Ook heeft zij geen bewijs geleverd voor haar gestelde hoge woonlasten, waardoor de rechtbank oordeelt dat verweerder de woonkosten terecht buiten beschouwing heeft gelaten.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de draagkrachtberekening onjuist is en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op de aangevraagde bijzondere bijstand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/2745 en AMS 19/3369

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2020 in de zaken tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: [de persoon]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder,
(gemachtigde: mr. Kisoentewari).

Procesverloop

Met de besluiten van 8 oktober 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseres voor bijzondere bijstand afgewezen.
Met de besluiten van 3 april 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 30 augustus 2018 en op 18 september 2018 bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand aangevraagd. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen omdat eiseres beschikt over draagkracht uit inkomen. De te beoordelen periode loopt van 1 augustus 2018 tot en met 31 juli 2019. Verweerder heeft de draagkracht voor de eerste aanvraag vastgesteld op € 2.326,56 per jaar. Gelet op de kosten rechtsbijstand, zijnde de eigen bijdrage van € 143,- is de resterende draagkracht vastgesteld op € 2.183,26. Gelet op de kosten van rechtsbijstand in de tweede aanvraag, eveneens voor de eigen bijdrage van € 143,- is de resterende draagkracht vastgesteld op € 2.040,56 per jaar. Met de bestreden besluiten heeft verweerder zijn standpunt in beide besluiten gehandhaafd.
2. Eiseres heeft in beroep in beide zaken aangevoerd dat verweerder de draagkrachtberekening onjuist heeft uitgevoerd omdat haar hoge woonlasten niet zijn meegenomen in de berekening. Eiseres stelt dat verweerder ook rekening moest houden met haar betalingsregelingen en misgelopen toeslagen.
3. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) – voor zover hier van belang – heeft iemand recht op bijzondere bijstand voor zover diegene niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit de bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijk kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van verweerder niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen, en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4. Verweerder heeft gelet op het bepaalde in artikel 35 van de PW beleidsregels vastgesteld, neergelegd in de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak. Uit verweerders beleid blijkt dat voor het berekenen van de draagkracht, de schulden van de aanvrager uitsluitend worden meegenomen indien de schulden in het kader van een middellijke of wettelijke schuldsaneringstraject worden afgelost. Bij de bewijslastverdeling van een aanvraag is het aan de aanvrager om een dergelijk traject te bewijzen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar schulden in het kader van genoemde regelingen worden afgelost. Deze blijven daardoor bij de draagkrachtberekening buiten beschouwing.
5. Eiseres heeft bijzondere woonkosten ook niet aannemelijk gemaakt. In beroep heeft eiseres een urgentieverklaring van 1 mei 2019 en een reservering voor een jeugdherberg van 25 augustus 2018 tot 2 september 2018 ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat de ingebrachte stukken onvoldoende strekken tot onderbouwing van het standpunt van eiseres dat er sprake was van structureel verhoogde woonlasten. Daarnaast blijkt uit verweerders beleid dat verhoogde woonkosten in de eerste plaats voorzien moeten worden door middel van huurtoeslag of door middel van bijzondere bijstand in woonkosten. Dit zijn zogenaamde voorliggende voorzieningen. Eiseres heeft geen huurtoeslag of bijzondere bijstand voor woonlaten aangevraagd. Verweerder heeft de gestelde woonkosten dan ook op goede grond buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van de draagkracht.
6. Op de zitting is gesproken over het al dan niet meenemen van misgelopen toeslagen. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat rekening is gehouden met misgelopen zorgtoeslag. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat zij in de onderhavige periode geen recht had op huurtoeslag. De rechtbank stelt vast dat verweerder dan ook geen misgelopen huurtoeslag hoefde mee te nemen in de draagkrachtberekening.
7. Alle omstandigheden in aanmerking nemend komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres onvoldoende aanvoert waaruit blijkt dat de toegepaste draagkrachtberekening onjuist is. Dat de feitelijke financiële bestedingsruimte van eiseres mogelijk veel minder is dan uit de draagkrachtberekening blijkt, doet hier niet aan af.
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
9. Voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 3.1. van de Beleidsregels is het volgende bepaald:
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet, bestaat er geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de alleenstaande of het gezin toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
In artikel 3.2 van de Beleidsregels is het volgende bepaald:
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de bijzondere kosten naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij de algemene vrijlatingsbepalingen met betrekking tot inkomsten en vermogen niet van toepassing zijn. (…)
Inkomen dat in het kader van een minnelijke schuldregeling wordt aangewend voor de aflossing van een schuldsaneringskrediet bij de Gemeentelijke Kredietbank of voor de aflossing van een wettelijke schuldregeling in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, wordt niet tot de draagkracht gerekend.
In artikel 9.3.2.4 van de Beleidsregels is het volgende bepaald:
(…)
Aanvragers met een hoger inkomen dan bijstand kunnen ook mogelijk aanspraak maken op inkomenstoeslagen, zoals de huur-, zorg-, KOV toeslag en het kindgebonden budget. Deze toeslagen worden lager vastgesteld naarmate het inkomen hoger is. Omdat men daardoor een groter deel van de kosten zelf dient te betalen wordt de ruimte in het inkomen kleiner. Het verschil tussen de hoogte van de toeslagen bij een minimuminkomen en de hoogte van die toeslagen bij het feitelijke inkomen mag op de netto ruimte in mindering gebracht worden. Dat deel wordt in de draagkrachtberekening als ‘misgelopen’ toeslagen meegenomen. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om toeslagen die wel zijn toegekend, maar niet worden uitbetaald omdat de Belastingdienst ze verrekent met eerder teveel of ten onrechte uitgekeerde toeslagen. Bij twijfel over de hoogte van (ontvangen) toeslagen kan er een proefberekening gemaakt worden op de site van de Belastingdienst Toeslagen.