ECLI:NL:RBAMS:2020:1162

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 611
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewetuitkering en de arbeidsongeschiktheid van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.L.M. Vreeswijk, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door P.A. Haakman. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar Ziektewet (ZW) uitkering met ingang van 20 augustus 2018 te beëindigen. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiseres in beroep aanvoerde dat zij meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen was aangenomen en dat er een verdergaande urenbeperking moest worden aangenomen.

De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen inconsistenties bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in staat was om de geselecteerde functies te verrichten, ondanks haar klachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische informatie die door eiseres was overgelegd, geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de juistheid van de in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgelegde beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amstelveen, eiseres,

(gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: P.A. Haakman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf]. te Amsterdam, als voormalig werkgever. De werkgever heeft te kennen gegeven alleen de uitspraak te willen ontvangen.

Procesverloop

Met het besluit van 16 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres laten weten dat haar Ziektewet (ZW) uitkering met ingang van 20 augustus 2018 stopt.
Met het besluit van 17 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

Medische gegevens
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever. Gelet hierop kan de rechtbank in deze uitspraak de medische informatie niet inhoudelijk weergeven.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2. Eiseres was werkzaam als [functie] voor 22 uur in de week. Zij is op 20 juli 2017 uitgevallen wegens ziekte.
3. In het kader van de eerstejaars ziektewet beoordeling (EZWB) heeft de primaire verzekeringsarts op 8 juni 2018 een rapport en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft op 26 juni 2016 een rapport opgesteld. Hierin heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres meer dan 65% van haar laatste loon kan verdienen in passend ander werk. Verweerder heeft vervolgens de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 20 augustus 2018 stopgezet.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan is eiseres gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 28 november 2018 een rapport opgesteld en geoordeeld dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat door de gewijzigde FML de als passend aangemerkte functies niet meer gehandhaafd kunnen blijven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft binnen dezelfde sbc-code echter wel soortgelijke functies kunnen selecteren waarmee ongewijzigd is vastgesteld dat eiseres meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
5. Eiseres heeft in beroep aangevoerd meer beperkt te zijn dan door de verzekeringsartsen is aangenomen en dat een verdergaande urenbeperking aangenomen moet worden.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met ingang van 20 augustus 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
7. Volgens vaste jurisprudentie komt aan rapporten die zijn opgesteld door een verzekeringsarts, een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts bezwaar en beroep een bijzondere waarde toe, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn (dat wil zeggen dat ze tot een onbetwistbare conclusie moeten leiden). Het gevolg van die bijzondere waarde van die rapporten is dat verweerder zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. Dat is slechts anders als een betrokkene aannemelijk maakt dat zo’n rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen, inconsistenties bevat, niet concludent is of dat de in het rapport gegeven beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk.
8. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en begrijpelijk hebben gemotiveerd op welke wijze en op basis waarvan zij de medische beperkingen van eiseres hebben vastgesteld. Eiseres is zowel door de primaire verzekeringsarts als door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezien op het spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en heeft medische informatie uit de behandelende sector, ingebracht in bezwaar, bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsartsen hebben bij hun beoordeling rekening gehouden met de klachten van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij reden gezien eiseres aanvullend beperkt te achten voor het hanteren van zware lasten en tillen/dragen en een gevoeligheid voor nikkel aan te nemen.
9. Eiseres heeft in beroep medische informatie overgelegd ter onderbouwing van haar klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 2 oktober 2019 op de ingebrachte informatie gereageerd. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn standpunt dat de overgelegde informatie geen aanleiding geeft om te twijfelen aan de juistheid van de in de FML vastgelegde beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook goed gemotiveerd dat de klachten van eiseres medisch niet objectiveerbaar zijn en daarom geen aanleiding geven tot het aannemen van een verdergaande urenbeperking. Het enkele feit dat eiseres zelf ervaart dat zij door haar klachten niet meer uren kan werken maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiseres heeft ten aanzien van de in de FML in aanmerking genomen gevoeligheid voor nikkel gesteld dat zij in verband met haar klachten geen handschoenen kan dragen, maar daarvoor is geen onderbouwing in de medische stukken gegeven. Deze grond slaagt niet.
10. Uitgaande van de beperkingen van eiseres zoals die in de FML zijn vastgelegd, moet eiseres in staat worden geacht de door de arbeidskundige geselecteerde functies te verrichten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met een rapport van 9 januari 2020 gereageerd op de arbeidskundige gronden van het beroep. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige in zijn rapportage en aanvullende toelichting de geselecteerde functies toereikend heeft gemotiveerd. Bij de functie productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code 111172) heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat op het punt ‘Tillen’ overleg is geweest met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de frequentie in combinatie met de belasting niet bezwaarlijk werd geacht. Bij de functies samensteller kunststof en rubberproducten (sbc-code 271130), snackbereider (sbc-code 111071) en productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat het samenwerken in deze functies niet leidt een overschrijding van de belastbaarheid. Bij de functie productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep al toegelicht dat er geen medisch objectiveerbare reden is waardoor eiseres geen handschoenen kan dragen. Deze grond slaagt niet.
11. Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.