ECLI:NL:RBAMS:2020:1140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
13/752094-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Duitsland

Op 13 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Wuppertal in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 november 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van ontvoering en afpersing. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin is verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die pleitte voor weigering van de overlevering op basis van de locatie van het feit, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan de Duitse autoriteiten moet plaatsvinden, omdat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en heeft de relevante wetsartikelen genoemd die van toepassing zijn op deze zaak. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752094-19
RK nummer: 19/6744
Datum uitspraak: 13 februari 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 september 2019 door
het Amtsgericht Wuppertal (Duitsland)en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 januari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, die verklaart op te treden namens zijn kantoorgenoot mr. A.C. Vingerling.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 2 juli 2019 door het
Amtsgericht Wuppertaluitgevaardigd arrestatiebevel met nummer 81 Gs 521 Js 1019/19-33/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Het feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit op deze lijst valt onder de nummers 16 en 21, te weten:
- 16. Ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling
- 21. Racketeering en afpersing
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op het feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Leitende Oberstaatsanwaltte Wuppertal (Duitsland) heeft op 27 januari 2020 de volgende garantie gegeven:
"(…)
Overhandiging van de Nederlandse staatsburger [opgeëiste persoon] op grond van het Europees Arrestatiebevel vanuit Nederland aan de Bondsrepubliek Duitsland ter strafvervolging.
Hier: Verzekering van de terug-overplaatsing
(…)
Er wordt verzekerd, dat de vervolgde persoon voor het geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op basis van de geldige versie van de kaderbeslissing 2008/909/JI van de raad van 27 november 2008 over de toepassing van het principe van de wederzijdse erkenning van oordelen in strafzaken, waardoor een de vrijheid ontnemende straf of maatregel wordt opgelegd, voor het doeleinde van de executie in de Europese Unie (ambtelijk blad L 327 van 05.12.2008, pagina 27) voor de verdere strafexecutie naar Nederland wordt overgebracht."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op een strafbaar feit dat geacht wordt dat geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- dat het onderzoek reeds een aanvang heeft genomen in Duitsland;
- dat het bewijs zich voornamelijk in Duitsland bevindt;
- dat de medeverdachten in Duitsland worden vervolgd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, en heeft hiertoe aangevoerd dat uit de feitsomschijving van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon met anderen naar Wuppertal is gegaan, dat daar iemand is ontvoerd en naar Nederland is teruggebracht waar zijn spullen hem afhandig zijn gemaakt en dat die persoon vervolgens in Nederland is losgelaten. Hiermee kan niet worden gezegd dat het feit in Duitsland is gepleegd. Het geniet de voorkeur dat de opgeëiste persoon in Nederland zal worden vervolgd nu het feit zich grotendeels in Nederland heeft afgespeeld en hij geworteld is in Nederland. Bovendien blijkt niet uit het EAB dat de medeverdachten in Duitsland worden vervolgd, aldus de raadsman
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier van justitie opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft zij naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 282 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Wuppertal(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.