ECLI:NL:RBAMS:2020:1136

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
AMS 19/3655
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over omgevingsvergunning voor dakkapel in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel. Eiseres, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen de vergunning die de gemeente Amsterdam had verleend aan de derde-partij, de vergunninghouder. De rechtbank oordeelde dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan. Eiseres had eerder al beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de gemeente, die haar bezwaar ongegrond had verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 18 februari 2019 het beroep van eiseres gegrond verklaard en de beslissing van de gemeente vernietigd, waarna de gemeente opnieuw moest beslissen op het bezwaar van eiseres.

Bij het bestreden besluit van 28 mei 2019 verklaarde de gemeente het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond, wat leidde tot een nieuw beroep van eiseres. Tijdens de zitting op 7 januari 2020 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de dakkapel niet voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan en dat de gemeente haar zienswijze niet correct had meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom de dakkapel kon worden verleend, ondanks de eerdere gebreken in de besluitvorming. De rechtbank concludeerde dat de dakkapel een ondergeschikte toevoeging was en dat er geen sprake was van een onevenredige aantasting van het straat- en gevelbeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning voor de dakkapel in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. J.R. Echteld en mr. M. Jorritsma).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

[derde-partij] , te Amsterdam, vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend.
Bij beslissing op bezwaar van 12 december 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het besluit van 12 december 2017 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 18 februari 2019 uitspraak gedaan en het beroep van eiseres gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van 12 december 2017 vernietigd.
Bij besluit van 28 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, onder aanvulling van de motivering, opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2020.
Eiseres is samen met de heer [naam 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder is niet verschenen.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. Vergunninghouder heeft op 19 december 2016 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een dakkapel op het dak aan de zijgevel en het aanleggen en toegankelijk maken van een dakterras op het gebouw [adres 1] . Op 13 maart 2017 heeft vergunninghouder de aanvraag gewijzigd, waarbij de omvang van de dakkapel is verkleind. De dakkapel is volgens het gewijzigde bouwplan lager op het bovenste dakvlak gesitueerd.
2. Met het besluit van 27 maart 2017 heeft het college een omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend voor het gewijzigde bouwplan en voor het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ‘De Baarsjes 2006’ (het bestemmingsplan). Eiseres, die op het adres [adres 2] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het onderdeel van de verleende omgevingsvergunning dat betrekking heeft op het plaatsen van de dakkapel.
3. Met de beslissing op bezwaar van 12 december 2017 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 6 november 2017, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 18 februari 2019 uitspraak gedaan, het beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van 12 december 2017 vernietigd. [1] Verweerder is opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Verweerder heeft de aanvraag van vergunninghouder van 19 december 2016, conform de uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2019, voorgelegd aan [naam 2] van RVE Ruimte en Duurzaamheid (stedenbouwkundige) en de CRK (Commissie Ruimtelijke Kwaliteit) voor een welstandsadvies. Zij hebben positief geadviseerd over het realiseren van een dakkapel op de locatie [adres 1] . Verweerder is op basis van de afgegeven adviezen van mening dat het primaire besluit in stand kan blijven onder aanvulling van de motivering. Verweerder verwijst naar de omgevingsvergunning in heroverweging (verzonden op 29 mei 2019) waarin de aanvullende adviezen zijn opgenomen.
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert in de eerste plaats aan dat verweerder haar zienswijze van 18 maart 2019 ten onrechte niet heeft meegenomen in zijn besluitvorming na de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2019. Bovendien heeft eiseres in haar zienswijze opgemerkt dat er een nieuw bestemmingsplan is. In het bestreden besluit staat dit ten onrechte niet genoemd. Daarnaast ontbreekt het advies van de bezwaarschriftencommissie. Eiseres vindt dit allemaal zeer onzorgvuldig.
7. Eiseres voert voorts aan dat het bestreden besluit en de omgevingsvergunning in heroverweging nog steeds onvoldoende is gemotiveerd. Er is strijd met artikel 2.10, eerste lid, sub d, van de Wabo en het afwijken van het bestemmingsplan blijft onverantwoord. Er kan daarom geen vergunning worden verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2 van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 4, van bijlage II van het Bor.
Het oordeel van de rechtbank
8. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat hij bij de besluitvorming na de uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2019 acht heeft geslagen op de zienswijze van eiseres en waarom hij de zienswijze niet expliciet heeft genoemd in het bestreden besluit. Op de zitting heeft verweerder nader toegelicht dat hij de zienswijze heeft gezien als een aanvullend stuk van eiseres op haar eerder geformuleerde beroepsgronden.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de zienswijze inhoudelijk bij de besluitvorming is betrokken. De enkele omstandigheid dat deze zienswijze niet expliciet is genoemd in het bestreden besluit leidt niet tot de conclusie dat bij de besluitvorming niet is uitgegaan van alle ten tijde van het nemen van dat besluit bekende feiten en omstandigheden, waaronder de aangevulde grieven van eiseres.
9. Aan het ontbreken van een nader schriftelijk advies van de bezwaarschriftencommissie verbindt de rechtbank geen gevolgen. Verweerder was immers niet gehouden om na de uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2019 de bezwaarschriftencommissie opnieuw om een schriftelijk advies te vragen.
De dakkapel
10. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres inhoudelijk is gericht tegen de bouw van de dakkapel. Verder staat vast dat de dakkapel (ook in de gewijzigde vorm) vanuit een bepaalde hoek en positie goed zichtbaar is vanaf de openbare weg.
11. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 18 februari 2019 geoordeeld dat het niet duidelijk is of het gewijzigde bouwplan is beoordeeld door de stedenbouwkundige. Het standpunt van verweerder dat er geen stedenbouwkundige bezwaren zijn, berustte daarom niet op een deugdelijke motivering. Daarnaast had verweerder het welstandsadvies van
15 maart 2017 van de CRK niet aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen, omdat in het welstandsadvies niet kenbaar aan alle relevante gebiedscriteria is getoetst.
12. Verweerder heeft daarop aan de omgevingsvergunning in heroverweging mede het stedenbouwkundig advies van 7 maart 2019 ten grondslag gelegd. Uit dit laatste advies volgt dat de tekeningenset van 19 december 2016 en de gewijzigde tekeningen van 13 maart 2017 door de stedenbouwkundige zijn beoordeeld. In dit advies concludeert de stedenbouwkundige onder meer dat de dakkapel een ondergeschikte toevoeging in het dakvlak is.
Mede gelet op het geringe bouwvolume van de (gewijzigde) dakkapel is deze beoordeling van de stedenbouwkundige niet onbegrijpelijk. Dit geldt ook het oordeel van de stedenbouwkundige dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en gevelbeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan de in de uitspraak van 18 februari 2019 geconstateerde gebreken terzake het stedenbouwkundig advies. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat verweerder het positieve advies van deze deskundige heeft mogen overnemen bij het besluit om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen.
13. In het bestreden besluit is tevens een aanvullende motivering van de CRK gegeven in reactie op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De CRK had reeds in de adviezen van 22 februari 2017 en 15 maart 2017 aangegeven dat de dakkapel een voldoende ondergeschikte positie in het dakvlak moest innemen om tot een positief welstandsadvies te kunnen komen en heeft dit in de aanvulling herhaald. Hoewel de aanvulling van de CRK summier is, acht de rechtbank deze voldoende, mede bezien in samenhang met het positieve advies van de stedenbouwkundige. De enkele omstandigheid dat de dakkapel vanuit een bepaalde hoek en positie vanaf de openbare weg goed zichtbaar is, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer tot de conclusie dat het bouwplan ‘evident’ niet ondergeschikt is, zoals eiseres stelt.
14. Ter zitting is terzake aan de orde gekomen of het bouwplan in strijd is met de Welstandsnota. In het bij deze nota behorende ‘Stroomschema welstand’ is voor veel voorkomende bouwplannen als hier aan de orde onder meer opgenomen:
“(…) Voor vergunningplichtige bouwwerken bij en wijzigingen van bestaande panden zijn in hoofdstuk 6 ‘Standaardtoets voor veel voorkomende kleine bouwplannen’ eenvoudige criteria opgenomen, waarmee snel uitsluitsel te geven is binnen welke grenzen het plan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand voldoet. Plannen die niet passen binnen de criteria in dit hoofdstuk zijn niet per definitie in strijd met redelijke eisen van welstand. Of ze alsnog voldoen, wordt bezien aan de hand van bijvoorbeeld de gebiedscriteria of de algemene criteria. (…)”
Vast staat, zoals de rechtbank al in de uitspraak van 18 februari 2019 heeft overwogen, dat het bouwplan niet voldoet aan de zogenaamde sneltoetscriteria in hoofdstuk 6 van de Welstandsnota. De vraag ligt dus voor of het bouwplan alsnog voldoet aan redelijke eisen van welstand, bijvoorbeeld aan de hand van de gebiedscriteria of de algemene criteria.
Terzake de gebiedscriteria heeft de CRK - samengevat - aangegeven dat het behouden van bestaande daklijnen bij een dakkapel niet direct hanteerbaar is. Aangezien echter de dakkapel een kleinschalig, ondergeschikt element in het beperkt zichtbare dakvlak is, is de CRK op grond van de algemene criteria echter van oordeel dat deze dakkapel binnen deze architectuureenheid zich niet nadrukkelijk manifesteert en geen verstoring van het gevelbeeld vanaf de Hoofdweg oplevert.
Van strijd met een of meer andere algemene welstandscriteria is niet gebleken. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verweerder de conclusie van de CRK dat het bouwplan niet in strijd komt met redelijke eisen van welstand heeft mogen overnemen.
15. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid, gelet op de aanvullende motiveringen, tot de conclusie is gekomen dat er terzake dit bouwplan geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat in afwijking van het bestemmingsplan de omgevingsvergunning kon worden verleend.
16. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat de dakkapel niet is uitgevoerd conform de verleende omgevingsvergunning, oordeelt de rechtbank dat de rechtmatigheid van vergunningverlening in deze procedure voorligt, en niet de handhaving van de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij die uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.E. Berghout, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Met zaaknummer AMS 18/642.