ECLI:NL:RBAMS:2020:1128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
13/752184-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 13 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Tarnów, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 december 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 in Polen en thans gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en overtredingen van de Wegenverkeerswet. Tijdens de openbare zitting op 30 januari 2020 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB was gebaseerd op een samengesteld vonnis van 28 juni 2012, waaruit bleek dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van drie jaar had gekregen, waarvan nog 133 dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de behandelingen van de relevante vonnissen en dat er geen weigeringsgronden van toepassing waren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, aangezien het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De beslissing werd genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan, en tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752184-19
RK nummer: 19/7123
Datum uitspraak: 13 februari 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 december 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2019 door
the Regional Court in Tarnόw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1981
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in de [PI te plaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 januari 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens voor onbepaalde tijd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een samengesteld vonnis van 28 juni 2012 van
the District Court in Tarnόwin de zaak met nummer II K 64/12. Dit vonnis is op 12 oktober 2012 onherroepelijk geworden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 133 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij hiervoor genoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten, omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Aan het samengestelde vonnis II K 64/12 ligt een drietal vonnissen ten grondslag, te weten:
a. een vonnis van de
District Courtte Tarnόw van 11 oktober 2006 in de zaak VII K 971/06;
b. een vonnis van de
District Courtte Tarnόw van 16 november 2006 in de zaak II K 527/06;
c. een vonnis van de
District Courtte Tarnόw van 24 januari 2008 in de zaak II K 721/06.
De raadsman heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld geen artikel 12 OLW verweer te zullen voeren en de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van alle vonnissen de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is.
De rechtbank deelt het oordeel van de officier van justitie en overweegt daartoe als volgt.
II K 64/12 en II K 527/06
De opgeëiste persoon heeft bij de officier van justitie in Nederland verklaard dat hij aanwezig is geweest bij de behandelingen van de vonnissen II K 64/12 (samengesteld vonnis) en II K 527/06.
Uit de informatie van het EAB volgt ook dat de opgeëiste persoon bij de behandeling van deze zaken aanwezig is geweest. De weigeringsgrond ex artikel 12 OLW is hier dan ook niet van toepassing.
VII K 971/06
Voor wat betreft vonnis VII K 971/06 is de opgeëiste persoon volgens zijn eigen verklaring en volgens de informatie uit het EAB niet aanwezig geweest bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak ter terechtzitting.
Uit de informatie van het EAB volgt echter dat de opgeëiste persoon het vonnis in persoon heeft ontvangen met daarbij gevoegd de uitleg over het instellen van hoger beroep en de uitleg dat de zaak, indien hoger beroep wordt ingesteld, opnieuw inhoudelijk wordt behandeld.
De opgeëiste persoon heeft vervolgens geen hoger beroep ingesteld. Op grond van deze informatie is voldaan aan het vereiste van artikel 12 OLW, aanhef en onder c, sub 2 OLW en is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
II K 721/06
Volgens informatie van het EAB zijn er in de zaak van vonnis II K 721/06 in totaal 12 zittingsdagen geweest. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig geweest bij de zittingen waarbij de tenlastelegging is voorgehouden, waarbij de opgeëiste persoon is gehoord op de verschillende beschuldigingen jegens hem en waarbij de getuigen zijn gehoord. Volgens de informatie van het EAB is de opgeëiste persoon niet aanwezig geweest op de laatste zitting(en), waarop het vonnis is uitgesproken. Bovendien blijkt uit de informatie dat hij zelf heeft gekozen om een aantal zittingen niet bij te wonen.
De rechtbank stelt derhalve vast dat de opgeëiste persoon heeft deelgenomen aan de zittingen waarbij de zaak ten gronde is behandeld, en waarbij dus de
merits of the caseaan de orde zijn geweest. Vervolgens heeft hij vrijwillig afgezien van het bijwonen van de laatste zitting(en) waarbij het vonnis werd gewezen. Gelet hierop heeft de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank zijn verdedigingsrechten kunnen uitoefenen en is de weigeringsgrond in de zin van artikel 12 OLW niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in samenhang met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
VII 971/06
overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994;
II K 527/06
diefstal;
II K 721/06
diefstal door twee of meer verenigde personen vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
diefstal door twee of meer verenigde personen vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet, en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Tarnόw(Polen).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.