In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 februari 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten op 8 maart 2011. De opgeëiste persoon, geboren in 1964 in Italië, was in Nederland geregistreerd en werd gezocht voor strafbare feiten in Italië.
De procesgang begon met een zitting op 17 mei 2011, waar de officier van justitie mr. M. al Mansouri aanwezig was, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A. van der Horst. De rechtbank schorste het onderzoek om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie op te vragen bij de Italiaanse autoriteiten. Op de zitting van 4 februari 2020 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de zaak naar Italiaans recht was verjaard, zoals bleek uit e-mails van SIRENE. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. De uitspraak is gedaan door mr. R. Godthelp, voorzitter, en mrs. E.M.M. Gabel en M.E.M. James-Pater, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N. Wijkman.