Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 10 oktober 2019 en betreft een EAB dat op 30 mei 2019 door de Regional Court in Tarnów, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 in Polen, is in Nederland aangehouden en heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit. Tijdens de openbare zitting op 4 februari 2020 was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Foppen, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de verzochte overlevering. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn diefstal door twee of meer verenigde personen en andere diefstallen, gepleegd met braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon moet worden overgeleverd aan de autoriteiten van Polen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. R. Godthelp, en de rechters, mrs. E.M.M. Gabel en M.E.M. James-Pater, in aanwezigheid van de griffier, mr. N. Wijkman. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.