ECLI:NL:RBAMS:2020:1108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
13/751851-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court of Torún in Polen. De zaak betreft twee vonnissen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering voor het eerste vonnis wordt toegestaan, terwijl het onderzoek met betrekking tot het tweede vonnis wordt heropend. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie op 4 oktober 2019, en de openbare zitting vond plaats op 4 februari 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Polen, was aanwezig bij de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de zittingen die hebben geleid tot het vonnis met referentienummer VI K 134/13, en dat de overlevering voor dit vonnis kan worden toegestaan. Voor het vonnis met referentienummer VIII K 134/16 heeft de rechtbank echter geconstateerd dat de opgeëiste persoon niet altijd in persoon aanwezig was bij de zittingen, wat aanleiding geeft tot heropening van het onderzoek. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen en heeft de oproeping van de opgeëiste persoon en een Poolse tolk bevolen voor een nader te bepalen datum.

De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) en het Wetboek van Strafrecht genoemd, en benadrukt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De zaak illustreert de complexe juridische afwegingen die gepaard gaan met internationale overleveringsprocedures en de waarborgen voor de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751851-19
RK nummer: 19/5818
Datum uitspraak: 18 februari 2020
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 mei 2019 door de
Regional Court of Torún(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van
I. een
enforceable judgement of the District Court in Aleksandrów Kujawski Non-Local Penal Division VI in Radziejów of 7th August 2013, file reference number VI K 134/13, en
II. een
enforceable judgement of the District Court in Toruń of 7th November 2017, file reference number VIII K 134/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van
I. 2 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, en
II. 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 11 maanden en 7 dagen.
Deze vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision:
(…)
No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision in case file reference number VI K 134/13, VIII K 134/16.
1. If you have ticked the answer “no”, please indicate the existence of one of the following:
a. the person was summoned in person and thereby was informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial in case file reference numberVI K 134/13, VIII K 134/16;
(…)
c. being aware of the scheduled trial the person had given a mandate to a legal counsellor, who was appointed by the person concerned to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial in case file reference numberVIII K 134/16;
d. (…) the person did not request a retrial or appeal within the applicable frame in case file reference number VI K 134/13.
(…)
2. If you have ticked the box under points 1.b, 1.c or 1.d above, please provide information about how the relevant condition has been met:
In case file reference number VI K 134/13
The convict [opgeëiste persoon] was present at all trials, with exception of the publication of the sentence, although he had been properly notified of the date. The sentence became final on 15th August 2013.
In case file reference number VIII K 134/16
The convict [opgeëiste persoon] was present at 10 of 20 trials. He had been properly notified of all the dates. He was also assisted by the attorney, both before the Court of First Instance and the Appellate Court. The sentence became final on 21sh June 2018.
Op verzoek van de officier van justitie heeft de
Regional Court in Toruń , Penal Divison IIbij brief van 28 januari 2020 onder meer het volgende meegedeeld:
a. with reference to the case file reference number VI K 134/13:
[opgeëiste persoon] was present at the trial on 13th June 2013 and on 1st August 2013. He was not present when the sentence was published on 7th August 2013. The convict was informed about the date of the publication of the sentence during the trial on 1st August 2013.
b. with reference to the case file reference number VIII K 134/16:
[opgeëiste persoon] was present, together with his attorney at the trial on: 14th July 2016, 29th September 2016, 8th November 2016, 13th December 2016 and 17th January 2017.
Then, during the trial on 21st February 2017, only the convict was present and then he expressed the consent to continue the proceedings with the attorney being absent.
During the trials on 30th March 2017 and 25th April 2017 again the convict and his
attorney were present. During the publication of the sentence on 9th May 2017 the
convict and his attorney were not present, the court' s proceedings were reopened.
During the subsequent trial on 8th June 2017 the convict and his attorney did not
appear. In turn, the attorney of [opgeëiste persoon] participated in the trial on 13th July
2017, 3rd August 2017 and 21st September 2017 alone. The publication of the sentence was scheduled for 4th October 2017 and then, nor the convict, neither the attorney appeared at Court. Then, on 5th October 2017 the convict was present at the trial,
however, his attorney did not participate therein; on this day the Court reopened the
proceedings. At the trial on 24th October 2017 only the attorney of the convict appeared, and during the publication of the sentence on 7th November 2017 the convict
and his attorney were not present. At the trial before the Regional Court in Toruń as the court of the second instance, i.e. on 21st June 2018 the attorney of the convict was
present.
3.1.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd ten aanzien van beide vonnissen, omdat de opgeëiste persoon niet (steeds) in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de vonnissen heeft geleid, terwijl evenmin sprake is van één van de situaties als genoemd in artikel 12, sub a tot en met c, OLW.
3.1.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de overlevering voor beide vonnissen moet worden toegestaan. De opgeëiste persoon is aanwezig geweest bij de behandeling ter terechtzitting die heeft geleid tot het vonnis met referentienummer VI K 134/13. Daarnaast heeft een gemachtigd advocaat in hoger beroep de verdediging gevoerd in de zaak die heeft geleid tot het vonnis met referentienummer VIII K 134/16.
3.1.4.
Oordeel van de rechtbank
3.1.4.1.
Ten aanzien van het vonnis met referentienummer VI K 134/13
De rechtbank is van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is op het
vonnis met referentienummer VI K 134/13. Op basis van de hiervoor opgenomen informatie is immers gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon in verschenen bij de behandelingen ter terechtzitting (op 13 juni en 1 augustus 2013) die tot dat vonnis hebben geleid. Uit de informatie van de Poolse autoriteit volgt dat de opgeëiste persoon op de zitting van 1 augustus 2013 in persoon is geïnformeerd over de uitspraakdatum op 7 augustus 2013. Anders dan de raadsman betoogt, kan hieruit niet volgen dat op 7 augustus 2013 nog sprake is geweest van een inhoudelijke behandeling. De rechtbank verwerpt het verweer.
3.1.4.2.
Ten aanzien van het vonnis met referentienummer VIII K 134/16: heropening van het onderzoek
Daarnaast stelt de rechtbank ten aanzien van het
vonnis met referentienummer VIII K 134/16vast, dat de opgeëiste persoon niet (steeds) in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de uitspraak in eerste aanleg heeft geleid, en in het geheel niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de uitspraak in hoger beroep heeft geleid. Uit de hiervoor opgenomen informatie blijkt niet of in hoger beroep de zaak opnieuw in feite en in rechte ten gronde is berecht (waarbij de rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas)). Evenmin is duidelijk of de advocaat in hoger beroep gemachtigd was het hoger beroep namens de opgeëiste persoon in te stellen en aldaar ter zitting de verdediging te voeren.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het onderzoek ter zitting heropent en de officier van justitie verzoekt om – met betrekking tot het
vonnis met referentienummer VIII K 134/16– de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
 Is de zaak in hoger beroep opnieuw – ten gronde – behandeld?
 Indien de zaak in hoger beroep opnieuw – ten gronde – is behandeld, heeft de opgeëiste persoon de advocaat gemachtigd namens hem hoger beroep in te stellen en aldaar zijn verdediging te voeren in de zin van artikel 4 bis, lid 1, onder b van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ?

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van
feit 2 van het vonnis met referentienummer VI K 134/13waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 16, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
4.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft
feit 1 en feit 3 van het vonnis met referentienummer VI K 134/13niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Het vonnis met referentienummer VI K 134/13:
-
feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
-
feit 3:
medeplegen van opzettelijk dragen van onderscheidingstekens of verrichten van een daad behorende tot een ambt dat hij niet bekleedt of waarvan hij geschorst is.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 196 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

Ten aanzien van het vonnis met referentienummer VI K 134/13
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court of Torún(Polen).
Ten aanzien van het vonnis met referentienummer VIII K 134/16
HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd;
VERZOEKTde officier van justitie de onder 3.1.4.2 weergegeven vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk Pools tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.