ECLI:NL:RBAMS:2020:1106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
13/707154-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Lublin Provincial Court in Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 28 april 2016. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht, dat betrekking had op een vrijheidsstraf van zes jaar, waarvan nog drie jaar resteerde. De rechtbank heeft in eerdere zittingen, waaronder op 23 juni 2016, 25 oktober 2016, 19 december 2017 en 4 februari 2020, de zaak behandeld en tussenuitspraken gedaan om aanvullende informatie te verkrijgen van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/707154-12
RK nummer: 16/2920
Datum uitspraak: 18 februari 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 april 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2011 door de
Lublin Provincial Court(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 23 juni 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 juni 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 7 juli 2016
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 7 juli 2016 het onderzoek ter zitting heropend en geschorst, teneinde – kort gezegd – de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen zijn gelijkstellingsverweer te onderbouwen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in te winnen in verband met het gevoerde gelijkstellingsverweer.
Zitting 25 oktober 2016
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de openbare zitting van 25 oktober 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J. J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 8 november 2016
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 8 november 2016 het onderzoek ter zitting heropend en geschorst, teneinde – kort gezegd – de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen de reeds overgelegde stukken met betrekking tot het gelijkstellingsverweer te voorzien van een samenvatting en conclusies, en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te verzoeken aanvullende informatie te verstrekken met betrekking tot de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Zitting 19 december 2017
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de openbare zitting van 19 december 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.
Tussenuitspraak 2 januari 2018
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 2 januari 2018 het onderzoek ter zitting heropend en geschorst, teneinde – kort gezegd – de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te verzoeken opnieuw aanvullende informatie te verstrekken over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Zitting 4 februari 2020
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de openbare zitting van 4 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3.
Grondslag en inhoud van het EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the Lublin Provincial Court, dated 23rd June 2010, reference number IV K 108/10.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog drie jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft onderdeel d) van het EAB niet ingevuld.
Op verzoek van de officier van justitie heeft de
District Court in Lublinbij brief van 20 juni 2016 onder meer het volgende meegedeeld:
The convict [opgeëiste persoon] did not appear for the court hearing during which the judicial decision was passed in the case IV K 108/10. But he was successfully summoned for the court hearing and as he knew about it, he granted power of attorney to his defense lawyer who was actually defending him during the court hearing.
Vervolgens heeft de
District Court in Lublinop verzoek van de officier van justitie bij brief van 29 november 2016 onder meer het volgende meegedeeld:
(…) [opgeëiste persoon] (…) received summons for a trial in the case IV K 108/10, during which the sentencing judgment was issued, on the date 14th June 2010 by the agency of his defending counsel. Since the summons addressed to [opgeëiste persoon] was sent, on the motion of his defending counsel filed on the date 24th May 2010, to the address of the Lawyer’s Office conducted by him.
(…) [opgeëiste persoon] has granted the power of attorney to his defending counsel for representing him in the case IV K 108/10 and by that counsel for the defence he was notified about the trial date scheduled for the date 23rd June 2010.
Daarnaast heeft de
District Court in Lublinop verzoek van de officier van justitie bij brief van 16 februari 2018 onder meer het volgende meegedeeld:
(…) [opgeëiste persoon] (…) received the summons for the hearing in case IV K 108/10 on June 23rd 2010, resulting in the decision through the agency of Marek Przeciechowski, the convict’s defender.
The convict authorised him to represent him in all the degrees of jurisdiction.
(…)
On June 23rd 2010 [opgeëiste persoon] ’s defender appeared at the hearing and executed defence actions. After the closure of evidence proceedings and after collecting the opinions of the parties, the District Court of Lublin pronounced a sentence in respect of [opgeëiste persoon] . The defender was present at that time. The defender did not appeal against the judgment within 7 days, so the judgment became legally valid on the first day after the statutory time limit, that is on July 1st 2010.
[opgeëiste persoon] appointed his defender giving him personally power of attorney in writing. (…)
Ten slotte heeft de raadsman op de zitting van 4 februari 2020 het vonnis met referentienummer IV K 108/10 op grond waarvan het EAB is uitgevaardigd – en een beëdigde vertaling daarvan – overgelegd. In dit vonnis is onder meer het volgende opgenomen:
Dossiernummer: IV K 108/10
Gezamenlijke uitspraak namens de Republiek Polen
d.d. 23 juni 2010
(…)
veroordeeld op grond van de definitieve rechterlijke uitspraken:
(…)
3. Van de rechtbank ten eerste aanleg te Chełm van 29 december 2006 in de zaak met het dossiernummer II K 495/06 (…) tot 3 (drie) jaar gevangenisstraf (…)
4. Van de Regionale Rechtbank in Lublin van 23 december 2008 in de zaak met het dossiernummer IV K 350/07 (…) tot een gezamenlijke straf van 5 (vijf) jaar gevangenis;
tot afgifte van een gezamenlijke uitspraak:
I (…) bindt de Rechtbank de afzonderlijke gevangenisstraffen opgelegd door de uitspraken van de Rechtbank ten eerste aanleg in Chełm op 29 december 2006, dossiernummer II 495/06 en van de Regionale Rechtbank in Lublin van 23 december 2008, dossiernummer IV K 350/07 en veroordeelt [opgeëiste persoon] tot een gezamenlijke straf van 6 (zes) jaar gevangenis;
(…)
3.1.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft – kort gezegd – aangevoerd dat overlevering moet worden geweigerd. Gelet op de inhoud van het ter zitting overgelegde en hiervoor genoemde vonnis is sprake van een verzamelvonnis. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft ten aanzien van de onderliggende vonnissen geen informatie verstrekt met betrekking tot de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. Aldus is onduidelijk of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
3.1.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de inhoud van het vonnis niet moet leiden tot een weigering van de overlevering. Uit de aanvullende informatie van 16 februari 2018 volgt dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
3.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd. Hiertoe overweegt zij als volgt.
De rechtbank heeft in onderhavige zaak reeds twee tussenuitspraken (in 2016 en 2018) gewezen in het kader van artikel 12 OLW, waarbij de uitvaardigende justitiële autoriteit in beide gevallen in de gelegenheid is gesteld aanvullende informatie te verstrekken. Desondanks heeft de rechtbank enkel dankzij voortvarend handelen van de raadsman kunnen constateren dat sprake is van een ‘verzamelvonnis’. Immers, de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft uitsluitend (aanvullende) informatie verstrekt over het vonnis met referentienummer IV K 108/10, zonder daarbij te vermelden dat dit een vonnis betreft waarin eerder opgelegde vrijheidsstraffen zijn samengevoegd. Aldus bevat het dossier in het geheel geen informatie over de onderliggende vonnissen.
Als gevolg hiervan kan de rechtbank niet beoordelen of de beslissingen waarbij onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en waarbij hem drie vrijheidsstraffen zijn opgelegd, voldoen aan de eisen van artikel 12 OLW (waarbij de rechtbank verwijst naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek)).
Nu de uitvaardigende justitiële autoriteit reeds tweemaal in de gelegenheid is gesteld aanvullende informatie te verstrekken – en mede gelet op de bestendige jurisprudentie van deze rechtbank waaruit volgt dat in beginsel slechts éénmaal aanvullende vragen worden gesteld – is de rechtbank van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu niet kan worden vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Lublin Provincial Court(Polen).
HEFT OPhet (geschorste) bevel tot gevangenhouding.
Aldus gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.