ECLI:NL:RBAMS:2020:1100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
C/13 / 677482 / FA RK 19/8047
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis op basis van de Wet BOPZ

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot voorlopige machtiging tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis, ingediend door de officier van justitie op 20 december 2019. De betrokkene, geboren in 1972, heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard geen gebruik te willen maken van de geboden rechtsbijstand door zijn raadsman, mr. S.L.J. Swart. Hij verzet zich tegen de voorlopige machtiging en het verblijf in de inrichting, en herkent zich niet in de gestelde diagnose van schizofrenie. Betrokkene heeft aangegeven dat hij medicatie ziekmakend vindt en weigert hulpverlening. De psychiater, mevrouw E. Jeger, heeft verklaard dat betrokkene sinds 2005 bekend is met psychotische klachten en herhaaldelijk gedwongen is opgenomen. Na het stoppen met medicatie is zijn gedrag verslechterd, wat heeft geleid tot agressief gedrag en problemen met de politie. De rechtbank heeft op basis van de geneeskundige verklaring en de mondelinge behandeling geoordeeld dat betrokkene gevaar veroorzaakt door zijn geestelijke stoornis en dat dit gevaar niet kan worden afgewend zonder opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank verleent daarom de voorlopige machtiging tot opname in het ziekenhuis tot en met 30 juli 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 677482 / FA RK 19/8047
kenmerk: 1003294
Beschikking van 30 januari 2020 betreffende voorlopige machtiging
De officier van justitie heeft op 20 december 2019 een verzoek ingediend tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1972, [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken , waaronder een op 19 december 2019 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring van M.B.J. Soons, als bedoeld in artikel 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
Het verzoek is behandeld op de mondelinge behandeling van 30 januari 2020.
Gehoord en/of aanwezig zijn: betrokkene;
raadsman van betrokkene, mr. S.L.J. Swart te Amsterdam;
psychiater, mevrouw E. Jeger.

1.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard geen gebruik te willen maken van de geboden rechtsbijstand door mr. S.L.J. Swart en diens voorstel nadien om toe te zien op de vormvereisten van de procedure. Betrokkene verzet zich tegen de voorlopige machtiging en het verblijf in een inrichting. Hij herkent zich niet in de gestelde diagnose en de gevaren die daarmee verband houden. Hoewel betrokkene benoemt dat hij met medicatie rustiger was heeft hij bezwaren tegen het gebruik van medicatie. Betrokkene vindt dat medicatie ziekmakend is. Ook hulpverlening vindt hij niet nodig. Dit samen maakt dat betrokkene hulpverlening weigert, medicatie niet langer inneemt en eigenhandig is gestopt met depotmedicatie.
De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie. Sinds 2005 is hij bekend met psychotische klachten. Betrokkene is sindsdien herhaaldelijk gedwongen opgenomen in verband met psychotische decompensaties. Na de eerste opname was hij goed ingesteld op medicatie. Bij betrokkene is sprake van een duidelijke verslechtering wanneer de medicatie wordt verlaagd. Nu blijkt dat hij twee maanden geleden is gestopt met het gebruik van medicatie. Sindsdien is betrokkene ernstig vermagerd en is opgevallen dat zijn gedrag is veranderd (onder meer dat betrokkene in aanraking is gekomen met de politie). Betrokkene heeft beelden die niet stroken met de werkelijkheid. Vanuit deze waan gedraagt betrokkene zich agressiever en weigert hij de huur te betalen. Hierdoor ontstaat het gevaar van uit huis zetting. Betrokkene weigert zorg en heeft geen ziekte-inzicht. Zij vreest dat betrokkene maatschappelijk ten gronde zal gaan.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van de geneeskundige verklaring en de toelichting op de mondelinge behandeling daarop van de psychiater van oordeel dat betrokkene door een stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie, gevaar veroorzaakt. Dat gevaar, te weten dat betrokkene maatschappelijk ten gronde zal gaan, niet kan worden afgewend door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij betrokkene is onvoldoende sprake van bereidheid tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in § 1 van hoofdstuk 2 van de Wet BOPZ.

2.De beslissing

De rechtbank:
verleentde voorlopige machtiging om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven tot en met 30 juli 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Patijn, rechter, in tegenwoordigheid van G.P. Menkveld griffier, op 30 januari 2020.