ECLI:NL:RBAMS:2020:1061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
678605 / FA RK 20-221
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1978 in Bulgarije, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De beschikking is gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, dat op 14 januari 2020 is ingediend. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 30 januari 2020 gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. S.I. Fonds, de behandelend psychiater mevrouw J. van Mill en semi-arts mevrouw P.M.C. Kraanen zijn gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat een nadere toelichting niet nodig werd geacht.

Tijdens de behandeling verklaarde de betrokkene dat hij last heeft van een psychose en dat hij agressief is geweest naar zijn partner. Hij gaf aan liever naar de gevangenis te willen dan in een accommodatie te verblijven. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, omdat er volgens hem mogelijkheden voor ambulante hulp zijn en de betrokkene zich niet verzet tegen medicatie. De semi-arts daarentegen stelde dat de betrokkene nog psychotisch is en dat er meer tijd nodig is om hem klinisch in te stellen op medicatie.

De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. Gezien de omstandigheden en het gebrek aan mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, oordeelde de rechtbank dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met verschillende maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten van de betrokkene. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter I.M. Nusselder en is op 20 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 678605 / FA RK 20-221
kenmerk: OMZ398699
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 januari 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] (Bulgarije),
zonder vaste woon of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.I. Fonds.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 8 januari 2020;
  • de zorgkaart inclusief de bijlagen;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 7 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging;
  • een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde curateleregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020, op de locatie GGZ inGeest, locatie De Nieuwe Valerius. Tijdens de mondelinge behandeling is getolkt via de tolkentelefoon met een tolk in de Bulgaarse taal.
1.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat van betrokkene, mr. S.I. Fonds;
- de behandelend psychiater, mevrouw J. van Mill;
- semi-arts, mevrouw P.M.C. Kraanen.
1.4.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is
.

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij last heeft gehad van een psychose en daarbij agressief is geweest naar zijn partner. Hij wil weg uit de accommodatie. Hij gaat nog liever naar de gevangenis. Daarnaast verklaart hij zich aan de gestelde regels te zullen houden. Hij wil ze graag ondertekenen, zodat hij weg kan.
De advocaat van betrokkene concludeert tot afwijzing van het onderhavige verzoek, in ieder geval voor wat betreft de verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie. Betrokkene geeft aan zijn medicatie te willen nemen, wat hij niet wil is een opname. Hoewel hij geen vaste woon- verblijfplaats heeft, zegt hij wel iets te kunnen regelen. Nu ambulante hulp geboden kan worden en betrokkene zich niet zal verzetten, vervalt daarmee de noodzaak voor een zorgmachtiging.
2.2.
De semi-arts heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat het toestandsbeeld van betrokkene nog psychotisch is en dat de kans op ernstig nadeel daardoor groot is. Betrokkene is daarnaast nog onvoldoende ingesteld op medicatie. Er is meer tijd nodig om betrokkene klinisch in te stellen op medicatie en hem te stabiliseren, aldus de semi-arts.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van deze rechtbank is op 24 december 2019 op grond van artikel 27 lid 1 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) een machtiging verleend tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking getreden. Daarmee is de Wet bopz vervallen. Op grond van artikel 15:1 lid 4 Wvggz dient de krachtens artikel 27 lid 1 Wet bopz afgegeven voorzetting van de inbewaringstelling voor de toepassing van hoofdstuk 7, paragraaf 6 van de Wvggz te worden aangemerkt als een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
3.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
3.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige financiële schade.
3.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en de mededelingen gedaan tijdens de mondelinge behandeling en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie .
3.6.
De in het zorgplan genoemde zorg zal naar het oordeel van de rechtbank echter het ernstig nadeel niet kunnen wegnemen. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat er tevens andere vormen van verplichte zorg dienen te worden verleend, te weten insluiten, het uitoefenen van toezicht op betrokkene en onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen. Deze vormen van verplichte zorg worden allen verleend gedurende zes maanden. De rechtbank bepaalt dat het zorgplan dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd.
3.7.
De rechtbank zal de verplichte zorg in de vorm van toedienen van vocht, voeding niet toewijzen, nu niet is gebleken dat betrokkene zich verzet tegen eten en/of drinken.
3.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.10.
Hetgeen namens/door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
3.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] (Bulgarije), inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van medicatie gedurende zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende zes maanden;
  • insluiten gedurende zes maanden
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende zes maanden
  • onderzoek van de woon- of verblijfruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen gedurende zes maanden;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen gedurende zes maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen gedurende zes maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende zes maanden.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 juli 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 30 januari 2020 mondeling gegeven door mr. I.M. Nusselder, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 20 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.